Goed begonnen is half gewonnen. Toch kan het ook omgekeerd: na een goed begin, gaat het bergafwaarts. De mensen in Ninevé, de hoofdstad van het Assyrische Rijk, hadden zich in de tijd van Jona bekeerd tot de God van Israël. Ongeveer 100 jaar later komen we Ninevé weer tegen in de profetieën van Nahum. Nu staat het er heel anders voor: de stad zal vallen. De eerste generatie zal God waarschijnlijk gediend hebben, want het gaat bij Jona toch om een echte verandering en geen tijdelijke. Het is blijkbaar niet gelukt om de lijn vast te houden. Het zal ook niet meegevallen zijn voor deze buitenlandse stad. Hoe moesten ze bijvoorbeeld de jongeren onderwijzen als ze geen wetten van God hadden? Er was geen enkele structuur zoals bij het volk Israël. Zoals we Jona in zijn Bijbelboek leren kennen zal hij ook weer snel naar huis teruggegaan zijn.
Jona wilde niet naar Ninevé, omdat hij niet wilde dat de stad vergeving zou krijgen en aan het oordeel zou ontkomen. Hij heeft achteraf een punt, want het oordeel moet alsnog komen. Hulp bieden aan mensen kan soms nutteloos lijken, als bijvoorbeeld veel geïnvesteerd is in een project en wanneer je na jaren terugkomt, alles weer is zoals het vooraf was. Of als ergens veel werk gedaan is, maar het moet door omstandigheden stoppen. Het klinkt allemaal niet bepaald bemoedigend, maar het is wel eerlijk om onder ogen te zien hoe dingen kunnen lopen. Het is goed om van deze teleurstellingen te leren. En het zijn niet de minsten bij wie dit ook is voorgekomen. In de koningentijd, zoals onder Josia en Hizkia, waren er grote en positieve veranderingen in het land. Afgoden werden weggedaan. Het onderwijs uit Gods wet werd weer gegeven. Het volk werd enthousiast om de God van het verbond te dienen. En niet veel later komt er een koning die alles terugdraait en op de oude weg verder gaat. Is dan alles zinloos geweest? Ds. B. Ledeboer zei in een toespraak n.a.v. het 75-jarig bestaan van het Nederlands Zendelinggenootschap: “Wijsheid raadt menig werk af, nooit moedeloosheid”. Met andere woorden: het kan zeker verstandig zijn om ergens niet aan te beginnen of ermee te wachten, maar vanuit moedeloosheid stoppen is niet goed.
Wij vinden dat er in Nederland in 100 jaar tijd heel veel veranderd is. En als we aan het jaar 2120 denken dan hebben we het idee dat de wereld er weer totaal anders uit zal zien. Als we nu naar het Bijbelboek Nahum kijken, moeten we ook een enorme stap maken. Laten we er voor het gemak van uitgaan dat er tussen de profeten Jona en Nahum 100 jaar zit, dan zijn in 100 jaar de rollen totaal omgekeerd. Bij Jona waren de inwoners van Ninevé met hun berouw over al het kwaad in de stad een voorbeeld voor Israël. In de tijd van Nahum, Nahum betekent ‘troost’, is het voor Israël een troost dat de stad Ninevé zal vallen. Nahum mag het “positieve” nieuws brengen dat Ninevé zal vallen. Daar mag Israël troost uit halen. Wat is er in die tussentijd gebeurd?
Het Assyrische Rijk is in die tussentijd uitgegroeid tot het machtigste Rijk van het Nabije Oosten. Tiglatpileser III zorgde ervoor dat zijn leger onverslaanbaar werd. De Assyriërs zijn vooral bekend geworden om hun wreedheid. Dorpen werden platgebrand, gevangenen gemarteld en inwoners meegenomen. Dit gebeurde onder andere om vijanden te imponeren en gevangenen klein te houden. Dit moet wel genuanceerd worden, want het beeld van wreedheid is vooral ontstaan omdat er in verhouding veel gewelddadige afbeeldingen van de Assyriërs zijn gevonden. Na Tiglatpileser III, in 722 voor Christus, valt het Noordrijk Israël. In 700 voor Christus maakt koning Sanherib Ninevé tot de hoofdstad van het Rijk. De stad wordt versterkt en de watervoorzieningen worden verbeterd. Het Assyrische Rijk loopt op zijn hoogtepunt door tot in Egypte, in Nahum wordt ook de val van No-Amon, of Thebes, beschreven. In de tijd van Nahum is Asurbanipal waarschijnlijk aan de macht en hij zou dan ‘de verderfelijke’ zijn uit Nahum 1:15.
Het eerste vers van Nahum noemt de profetie van Nahum zowel een orakel of last, als een visioen. Dat er twee namen voor een profetie worden gegeven is uniek. Een orakel is meestal een goddelijke boodschap over een buitenlands volk. In het eerste vers wordt het Bijbelboek Nahum ‘een boek’ genoemd. Dit zou erop kunnen wijzen dat het Bijbelboek niet zozeer is uitgesproken, maar geschreven is als een ondergronds pamflet dat in oorlogstijd in Israël werd verspreid. Nahum heeft ook een visioen gezien. Bij een visioen gaat het niet alleen om iets zien, maar vooral ook om de goddelijke boodschap.
Het begin van Nahum 1 is een loflied op Gods macht en grootheid. Hij regeert over de wereld en wie Hem ziet, heeft ontzag voor Hem. Voor de gelovigen is Hij tot bescherming. Maarten Luther zegt over Nahum dat dit Bijbelboek ons leert om God te vertrouwen en dat juist in een tijd als menselijke hulp of kerkelijke macht ver van ons is, God een schild is voor de Zijnen. Luther weet wat het is om er alleen voor te staan. Op de Rijksdag van Worms in 1521 staat hij tegenover de paus en de wereldlijke en kerkelijke leiders. Hij moet de inhoud van zijn geschriften publiekelijk terugnemen en krijgt geen gelegenheid om uitleg te geven. Het is denk ik niet overdreven om te zeggen dat het een wonder is dat Luther niet door de Inquisitie ter dood gebracht is.
Nahum leert ons Wie God is: Hij laat het kwaad niet ongestraft, zeker als dat tegen Zijn eigen volk gericht is. De mensen in nood kunnen bij Hem terecht, vers 7. Het begin van deze lofzang klinkt behoorlijk ‘donker’ en angstaanjagend. Toch is het de kern van het Bijbelboek. Assyrië is als wereldmacht enorm uitgebreid, maar zal ook weer verslagen worden door de Meden en Babyloniërs. Daar zit de wraak van God achter en niet in het minst vanwege Zijn eigen volk. God straft niet omdat Hij, zoals de goden van de andere volken, impulsief handelt vanuit Zijn emotie, maar Hij neemt wraak vanwege Zijn heiligheid en rechtvaardigheid.
In het begin van Nahum 1 zagen we dat God een Wreker wordt genoemd, omdat Hij het kwaad straft. Voor de gelovigen is Hij op de dag van het oordeel juist een bescherming. In vers 7 staat dat Hij hen kent. Je zou ook kunnen zeggen, dat Hij voor hen zorgt. Hij kent hen niet zoals je iemand in het algemeen kent, maar dit kennen betekent persoonlijk betrokken zijn bij iemand. Hij beschermt hen tegen de overstromende vloed, vers 8. God staat boven het natuurgeweld. Het verwoestende water slaat ook op de val van Ninevé, omdat wordt aangenomen dat de poorten van de stad door water verwoest zijn. Het water van de rivier bij Ninevé werd tegengehouden en opgespaard, waarna het allemaal in één keer tegen de muren van de stad is gebeukt en de muur beschadigd heeft. De stad die zo onaantastbaar leek door een goede watervoorziening, kwam zo door het water om. God laat zien dat het niet terecht is om op eigen kracht te vertrouwen.
De Assyriërs leken een geoliede oorlogsmachine, vers 10 heeft het over dorens die in elkaar vervlochten zijn. Ze zijn dronken van al hun bloedvergieten en leven in een roes van geweld en wetteloosheid. Het is bizar om te zien hoe soldaten zich uit kunnen leven als beesten in overwonnen gebieden. Dronkenschap en leven in een roes kan plaatsvinden in het leven van iemand die een nette baan heeft. Doordeweeks een betrouwbare collega, maar in het weekend ‘s avonds leven in een roes. Hoewel de Assysiërs oppervlakkig bekeken heel wat lijken, zijn ze in het oordeel niet meer dan droog brandhout. De trots en zelfgenoegzaamheid blijken zo leeg als een ballon te zijn. In het bijzonder wordt in vers 11 de waardeloze of verderfelijke adviseur genoemd. Voor waardeloos staat er in het Hebreeuws Belial, dat betekent nutteloos of schadelijk. De zonen van Eli werden Belialszonen genoemd. In vers 15 wordt de Belial weer genoemd. Hij is niet alleen nutteloos, maar ook richt ook veel schade aan. De boodschap van Nahum is dat de Belial, de verwoester zelf om zal komen.
In het laatste deel van hoofdstuk 1 worden om de buurt Juda en Ninevé aangesproken: In vers 12 en 13 Juda, vers 14 Ninevé, vers 15 Juda en daarna in hoofdstuk 2 opnieuw Ninevé. God laat steeds zien dat niet de volken regeren, maar Hij. Uiteindelijk heeft niet Assyrië Juda vernederd door de steden in te nemen en de bevolking in ballingschap te voeren, maar God heeft zijn volk vernederd, vers 12. Toch duurt die vernedering niet eindeloos. In vers 14 waar Ninevé wordt aangesproken, gaat het over het ruimen van de afgoden. Niet de Babyloniërs veroveren de stad en halen de afgoden weg, maar God roeit de handgemaakte afgoden uit, vers 14. Het is best indrukwekkend hoe wereldrijken elkaar kunnen afwisselen. Denk bijvoorbeeld aan de opkomst van het Mongoolse Rijk in de Middeleeuwen. Van een arm nomadenvolk is het in minder dan 100 jaar tijd een wereldrijk geworden. Op het hoogtepunt strekte het van Korea tot Hongarije en van Siberië tot Java. Hun mentaliteit, aanpassingsvermogen en wreedheid waren ongekend. De Chinese stad Ningjiang werd bijvoorbeeld ingenomen doordat ze vogels lieten overvliegen met brandend materiaal aan hun poten, zodat de stad van binnenuit in brand kwam te staan. Toch bestond het rijk 100 jaar later niet meer. Als wij Gods hand in de geschiedenis en in ons leven niet meer zien dan lijkt alles stuurloos en onberekenbaar. Het gaat er niet om dat we precies begrijpen waarom de dingen gaan zoals ze gaan, maar dat we er de hand van God in blijven zien. Ook in moeilijke tijden is Hij beschikbaar om voor Zijn volk te zorgen.
In vers 15 mag Nahum wijzen op iemand die goed nieuws komt brengen. Vanuit de Griekse vertaling kan je zeggen: het is iemand die evangeliseert. In Jesaja 52 komen we eenzelfde soort boodschap tegen. Waarom wordt er gezegd: let op de voeten van de boodschapper? Omdat het een hele prestatie was om snel een boodschap te brengen, want er moesten soms lange afstanden afgelegd worden over bergen en door rivieren. De boodschapper vertelt dat er redding en vrede komt. Vrede is hier niet zozeer de afwezigheid van oorlog, maar een goede kwaliteit van het leven.