Micha

Micha

Micha 1

De boodschap van Micha

In het Bijbelboek Micha staan het oordeel van God en Gods genade centraal. Micha betekent ‘Wie is als de Heere?’. In het laatste hoofdstuk van het Bijbelboek, hoofdstuk 7, lezen we: :”Wie is als God om de ongerechtigheid te vergeven?” Kan iemand zoveel vergevingsgezindheid opbrengen als God? Zijn volk, zijn kinderen doen zoveel wat tegen Zijn wil ingaat, en toch blijft er genade over. Het ontvangen van de genade gaat bij Israël en Juda wel langs een moeilijke en pijnlijke weg. In het eerste hoofdstuk gaat het over het klagen over de zonden. Wie de weg van het ontdekken van eigen fouten en het ontvangen van genade kent, kan daar moeilijk woorden aan geven. Spurgeon schrijft over zichzelf dat hij tot geloof kwam onder de preek van een eenvoudige voorganger. De voorganger sprak hem persoonlijk aan: “Jongeman, je ziet er ellendig uit. Je zult eeuwig ellendig blijven als je mijn woorden niet gehoorzaamt: Kijk naar Jezus Christus”. Het raakte hem en hij zag Christus en kon daarna ‘wel opstaan en meezingen met de meest enthousiasten over het kostbare bloed van Christus’. In hoofdstuk 5 staat het gedeelte waarin wordt geprofeteerd dat de Messias, de Heerser en Herder, uit Bethlehem zou komen.

Wanneer leefde Micha?

Het eerste vers van het Bijbelboek vertelt dat Micha een profeet was uit Moreset. Wij leren Micha niet kennen als ‘de zoon van’ maar als de profeet uit de plaats Moreset. We zullen zien dat plaatsnamen een grote rol spelen in het eerste hoofdstuk. De profeet Micha leefde in de tijd dat het koninkrijk Israël ten einde liep. Het volk Israël bestaat uit het Noordrijk, Israël, of Jakob genoemd, en het Zuidrijk, Juda. Er waren veel zonden onder het volk en God stuurde de Assyriërs om het volk te straffen. In de tijd van Juda valt de hoofdstad van het Noordrijk, Samaria (722 voor Chr.), en een deel van Juda wordt ingenomen. In hoofdstuk 1 lezen we bijvoorbeeld over Lachis in Juda. Lachis was strategisch gezien een belangrijke stad. Zij lag dicht bij Jeruzalem en had dikke muren, 6 meter breed. Koning Sanherib had de overwinning op Lachis in zijn paleis in Ninevé laten afbeelden.

Micha 1, eerste deel (vers 2-7): God komt

Micha 1 bestaat uit twee delen: Gods komst met Zijn oordeel en een klaaglied over Jeruzalem. De reden van Gods komst is niet bepaald positief: Hij komt om Zijn volk aan te klagen en te straffen. In vers 2 staat dat de volken worden opgeroepen om mee te luisteren naar Gods aanklacht tegen Zijn eigen volk. De zonden van Israël worden openbaar gemaakt en de fundamenten van de stad Samaria zullen worden blootgelegd, vers 6. De stenen van de stad zullen naar beneden worden gegooid. Samaria lag op een berg en daarom staat er dat haar stenen in het dal zullen liggen. Historisch gezien is de stad Samaria in de tijd van Micha wel ingenomen, maar niet verwoest, dat gebeurde een paar eeuwen later. De komst van God gaat gepaard met natuurgeweld. De bergen, waar de mensen de afgodstempels hadden gebouwd, smelten voor Hem weg.
In de profeten worden allerlei zonden van het volk genoemd, ook in Micha. Er was welvaart in het land en de mensen zorgden goed voor zichzelf, maar tegelijkertijd werden de armen en hulpbehoevenden onderdrukt. God werd op hun eigen manier gediend. In de vorige eeuw zei de Zwitserse psycholoog Jean Piaget, dat ieder kind zijn of haar eigen Copernicaanse revolutie moet ervaren. Een kind denkt dat alles en iedereen zich aanpast aan zijn of haar wensen. Iedereen moet mij het speelgoed geven dat ik wil en ik pas de regels zo aan dat ik altijd win. Een kind moet leren dat de wereld niet om hem of haar draait. Als we letten op het volk Israël of op onszelf ontdekken we dat ook wij dit soms nog moeten leren.

Deel twee (vers 8-16): klaaglied

Vers 8 is het scharnierpunt van het eerste naar het tweede gedeelte. Micha rouwt om de ellende in het Noordrijk en hij merkt op dat de ellende zich uitbreidt tot in Juda. Vers 9: “Zijn wond is ongeneeslijk en komt tot aan Juda.” In het tweede deel klinkt een klaaglied over Juda. Juda neemt de zonden van Israël over en krijgt ook te maken met Gods oordelen. Aan de hand van meer dan 10 namen van plaatsen in Israël wordt de pijnlijke situatie van Israël verwoord. Sommige plaatsen zijn grote steden, andere plaatsen zijn klein en daarvan is niet bekend waar ze precies hebben gelegen. 

In vers 10 staat dat de ellende van Juda niet in Gath moet worden verteld. David zegt dit ook als hij klaagt over de dood van koning Saul en zijn zoon Jonathan. De Filistijnen zouden het erg leuk vinden om het leed van hun vijand te horen. De namen van de plaatsen in Micha 1 hebben soms een toepasselijke betekenis, zoals Beth-le-Afra, huis van stof. De mensen in Juda moeten door het stof gaan. Soms zijn de namen van de plaatsen juist niet toepasselijk, zoals Safir, schoonheid. De schoonheid is verdwenen. In onze tijd hebben wij niet veel met betekenissen van plaatsnamen en het kan dus vreemd op ons overkomen. Hoewel steden soms bijnamen hebben, zoals Eindhoven ‘de lichtstad’. In een klaaglied zou dat worden: doof de lichten in Eindhoven. Bij andere plaatsnamen is het verband minder direct, de plaatsnaam klinkt dan in het Hebreeuws als een toepasselijk woord, zoals Achzib, dat klinkt als ‘onbetrouwbaar’: de huizen van Achzib blijken onbetrouwbaar.

Het antwoord op de straf van God is volgens Micha: toon berouw. In Israël betekende dat onder andere: het hoofd kaalscheren, vers 16. God wil geen beloften horen dat iemand het beter gaat doen, maar erkenning van de schuld. Zo was er eens een rechter die een gevangenis bezocht. Al de gevangenen vertelden hoe hun omstandigheden ertoe hadden geleid dat ze fouten gemaakt hadden in de hoop dat de rechter daar rekening mee zou houden. Daarna kwam er een man die gelijk erkende dat hij fouten had gemaakt. Maar, zei hij, ik heb nu jaren in de gevangenis gezeten en ben klaar om weer goed in de maatschappij te functioneren. Daar kon de rechter meer begrip voor opbrengen. De vraag voor ons is: Erkennen wij onze fouten? Welke? Hoe uiten wij ons berouw?

In Micha 2 gaat de klaagzang verder en dan speciaal over mensen die anderen uitbuiten en de valse profeten. Het einde van het hoofdstuk gaat over redding: Er komt een Koning, hij gaat de vijanden bestrijden.
 
Micha 2

Deel 1 (vers 1-5) Weeklacht over de onderdrukkers

In hoofdstuk 1 klonk het oordeel van God over Israël en Juda. Israël zou in ballingschap gaan en in Juda zouden steden worden veroverd. De aandacht verschuift in hoofdstuk 2 van de steden naar de goddeloze mensen. Het eerste deel van Micha 2, vers 1-5, is een weeklacht. Het is een veroordeling van onderdrukkers, of uitbuiters. Een weeklacht werd ook gebruikt bij begrafenissen en het suggereert dat de onderdrukkers eigenlijk ook als dood worden beschouwd. De onderdrukkers bedenken zelfs ’s nachts slechte plannen. Dit staat haaks op wat over de gelovigen gezegd wordt, namelijk dat zij ’s nachts aan God en Zijn wet denken. Gods reactie hierop is dat Hij ook kwaad bedenkt, vers 3, maar dan tegen de goddelozen. Het kwaad komt als een boemerang naar hen terug in de vorm van de Assyriërs die de macht overnemen. Iemand zei eens: “Wie Gods zachte juk niet wil dragen, zal een ijzeren juk moeten dragen.” Augustinus verdeelt de mensheid in twee steden: een aardse stad waar de mensen eigenliefde hebben en een hemelse stad waar de mensen liefde tot God hebben. De bewoners van de aardse stad, zoals de mensen in Micha 1, hebben de toegang tot de hemelse verloren. In vers 5 staat dat het meetsnoer niet meer gebruikt zal worden. God had het zo bedoeld dat de mensen het land met het meetsnoer zouden verdelen, zoals daar ook in de tijd van Jozua mee begonnen werd. Nu gebeurt het omgekeerde, namelijk dat de vijand het land voor zichzelf verdeelt.

De egoïstische mensen die Micha aanklaagt laten zich leiden door hun geldzucht. Net als koning Achab de wijngaard van de onschuldige burger Naboth afnam, nemen zij land van mensen af. Hun bezit kunnen ze echter niet meenemen in de dood en vasthouden als God met Zijn oordelen komt. Ze zijn als de Arabische man die in de woestijn dwaalde. Zijn eten en drinken was op en hij was bang dat hij zou sterven. Opeens zag hij een zadeltas van een kameel. Hij zag dat deze gevuld was en hij dacht dat hij gered was. Toen hij de tas opende, zag hij dat er parels in zaten. Hij was in één klap schatrijk, maar het kon hem niet in leven houden.

Deel 2 (vers 6-11) Valse profeten ontmaskerd

Na de uitbuiters van het volk komen de valse profeten aan de orde. Er wordt van hen gezegd dat ze zich laten uitbetalen in wijn en sterke drank. De valse profeten verbieden Micha en andere profeten, zoals Jesaja en Hosea, om te profeteren. Ze menen dat God niet zal straffen. Micha stelt de tegenvraag: “Komt de Geest van God tekort?” (vers 7). Oftewel: Daag God niet uit door te doen alsof Hij altijd maar geduldig blijft en nooit straft. De valse profeten ergeren zich aan de slechte boodschap van Gods profeten. In 1 Koningen 22 staat de strijd beschreven tussen aan de ene kant koning Achab van Israël en koning Josafat van Juda en aan de andere kant het leger van Syrië. Josafat wil dat er profeten worden geraadpleegd om te weten of het verstandig is om aan te vallen. Achab laat valse profeten komen en die zeggen wat de koning graag wil horen, dat het goed is om aan te vallen. Josafat is godvrezend en vraagt of er nog een profeet van de Heere is. Achab zegt dat Micha, de zoon van Jimla (een andere Micha), wel kan komen, maar dat hij altijd een negatieve boodschap heeft. Met andere woorden: Achab accepteert alleen profeten die hem naar de mond praten en zijn eigen plannen bevestigen. 

Ook in onze tijd ergeren mensen zich aan een kritische boodschap van God. Een paar jaar geleden deden Ipsos en het Kieskompas onderzoek naar geloof en spiritualiteit. Het is een opvallend verschil hoeveel mensen in Nederland geloven in het bestaan van een hemel, 15 procent, tegenover het bestaan van een hel, 4 procent. Mensen horen graag positieve en bevestigende woorden. Toch zijn kritische woorden bedoeld als voorbereiding op positief nieuws. Eerst moet iemand zonden uit handen geven en pas dan kan hij genade ontvangen.
In vers 8 staat een voorbeeld van de onderdrukking van de armen. Hun mantels worden afgenomen en niet teruggegeven. In Exodus worden armen beschermd met de wet dat de mantels die als onderpand zijn ingenomen altijd voor de avond moeten worden teruggeven. In vers 9 gaat het over het wegnemen van de vrouwen bij hun kinderen. Wellicht gaat het hier om weduwen, waarvan bekend is dat ze in die tijd een maatschappelijk kwetsbare positie hadden. Vers 10 geeft Gods antwoord op dit slechte gedrag: ze moeten zich klaarmaken om hun eigen land te verlaten.

Deel 3 (vers 12-13): De Herder en Koning

Na de aankondiging van de komende straf en ballingschap, mag Micha het positieve nieuws brengen dat er een terugkeer zal komen. Het volk Israël hoeft niet voor altijd in Assyrië en Babylonië te blijven. Toch staat er dat slechts een overblijfsel terug zal keren. In de Bijbel lees je vaak dat een ‘rest’ gered zal worden. Uit de tijd na de ballingschap weten we dat een deel van de mensen geen behoefte had om terug te keren. Dat niet iedereen gered wordt, is dus allereerst omdat God van tevoren besloten heeft dat een deel gered zal worden en aan de andere kant is er de onwil van mensen.

Het beeld dat Micha hier geeft van God is dat van een Herder die zorgt voor Zijn eigen schapen en een Koning die Zijn onderdanen bevrijdt. De Koning bevrijdt Zijn volk uit een belegerde stad. Hij breekt door de vijandelijke linies heen. Jezus heeft de weerstand van de vijand ervaren, maar zette door en gaf geen moment op. Door genade mogen wij Hem volgen in Zijn overwinning. Maar wie achterblijft in de stad van de zonde, komt om en wie halverwege afhaakt ook. De overwinning is verdiend door een Ander. Wij mogen er in delen.

Micha 3

God laat mensen soms heel lang in het kwaad doorgaan voor ze tot inkeer komen. Dit gebeurde bijvoorbeeld bij ex-crimineel en ex-kickbokser Joop Gottmers, die nu evangelist is. Op een wonderlijke manier mislukte zijn zelfmoordaanslag. Op de morgen dat hij zichzelf van het leven wilde beroven, belde er een groep kinderen bij hem aan, kinderen aan wie hij kickboksles gaf, om voor hem te zingen voor zijn verjaardag. Toen hij alles kwijtgeraakt was en alles in zijn leven kapot was, hoorde hij het evangelie en ontving hij genade. De mensen die we in Micha 3 tegenkomen gaan ook lang en ver door in het kwaad.

In het Bijbelboek Micha wisselen aanklachten tegen Gods volk zich af met woorden van redding. Zo gaat het volgende hoofdstuk weer over de toekomstige heerlijkheid van Jeruzalem. In Micha gebeurt het drie keer dat er eerst een aanklacht is en daarna een boodschap van redding. We hebben in hoofdstuk 1 en het grootste deel van hoofdstuk 2 over aanklacht en oordeel gehoord, vervolgens waren de laatste verzen van hoofdstuk 2 positief. In hoofdstuk 3 begint het opnieuw met een aanklacht en in hoofdstuk 4 en 5 volgen de woorden van redding. Deze cyclus van oordeel en redding staat voor de derde keer in de laatste twee hoofdstukken van Micha, hoofdstuk 6 en 7.

Micha gaat persoonlijk naar de leiders van het volk toe en confronteert hen met het onrecht dat ze doen. Hij vraagt: “Hoort u het recht niet te kennen?”, vers 1. Het begrip ‘recht’ speelt een grote rol in de Bijbel en in Micha. In ons hoofdstuk staat het vijf keer. Het is niet zo makkelijk om te zeggen wat er hier met recht bedoeld wordt. Het gaat om de wetten en regels van God zoals die in de boeken van Mozes staan. Elke Israëliet heeft zijn eigen taak om voor recht in de samenleving te zorgen, van de koning tot en met de slaaf. De Knecht van God heeft de taak om voor veel meer dan alleen maatschappelijk recht te zorgen. Zijn recht gaat veel dieper en breder en heeft als kern om ons terug te brengen bij God.

Als je nadenkt over de inhoud van Micha 3 merk je dat het een heftig hoofdstuk is. Het zal niet snel in een kinderbijbel terecht komen. Toch is het door God geïnspireerd en dus bedoeld om ons te redden en zalig te maken. Wij vergieten waarschijnlijk geen bloed, maar Jezus zegt dat wie onterecht boos is op zijn broeder, door de rechtbank schuldig bevonden zal worden, Mattheüs 5:22. In vers 11 wordt op een rijtje gezet hoe het er in Israël voorstaat: de rechters laten zich omkopen; de priesters doen hun werk niet omdat het hun goddelijke roeping is, maar pas als ze goed betaald worden; de profeten tenslotte doen aan waarzeggerij als ze daarvoor geld krijgen. 

Dat de machthebbers en geestelijke leiders van het volk geen kinderachtige jongens zijn, blijkt wel uit vers 8. Micha krijgt van de Heilige Geest de kracht om het oordeel aan te zeggen. De valse profeten worden beloond als ze zeggen wat de mensen willen horen, terwijl Gods profeten hun loon in de hemel pas ontvangen. In vers 5 staat over de valse profeten dat ‘als ze met hun tanden bijten’, dus als ze er lekker eten voor krijgen, vrede verkondigen.

In Micha 3 wordt duidelijk wat er mis is met het gedrag van de leiders van het volk en de valse profeten. De leiders worden voorgesteld als wrede dictators die hun volk uitbuiten. Ze bouwen Sion met bloed en Jeruzalem met onrecht, vers 10. Al lezend kan de vraag boven komen: Hoe kunnen mensen die Gods volk de wetten van God moeten leren zo erg de weg kwijtraken? En de vraag speelt ook buiten Gods volk: Hoe kunnen mensen tot zulk groot kwaad in staat zijn? Er zijn bijvoorbeeld ontzettend veel biografieën over Adolf Hitler verschenen, al meer dan honderd volgens John Lukasz, schrijver van The Hitler of history (1997). En in 2011 was de gruwelijk misdaadserie Van God los van BNNVARA gebaseerd op waargebeurde verhalen uit de criminele leefwereld van jongeren. Het fascineert mensen om te zien hoe anderen zo kunnen ontsporen. Het laat op een pijnlijke manier zien waar mensen, zelfs al op jonge leeftijd, toe in staat zijn.

Over de vraag hoe mensen tot gruwelijke dingen in staat zijn, zouden verschillende experts, criminologen, pedagogen, rechters, sociaal werkers enz. urenlang met elkaar in gesprek kunnen gaan. Wat het verhaal in Micha bijzonder maakt is dat deze mensen menen dat God nog wel aan hun kant staat. In vers 11 staat dat ze ervan overtuigd zijn dat God in hun midden is. Ze lijken op de zonen van Eli, Hofni en Pinehas, die leven naar hun eigen maatstaven, maar nog steeds denken over God te kunnen beschikken. In de strijd tegen de Filistijnen komen ze er op pijnlijke wijze achter dat dit niet klopt. Ook in de tijd van Micha komen deze mensen er in de praktijk achter dat ze zichzelf voor de gek houden. Een crimineel weet dat hij zonder God leeft, maar het gevaar voor een godsdienstig iemand is dat hij kan enken dat God aan zijn kant staat, terwijl dat niet waar blijkt te zijn. Paulus zegt daarom: “Onderzoek bij uzelf of u in het geloof bent.” 

Wat Micha 3 duidelijk maakt, is dat God langs een moeilijke weg uiteindelijk voor herstel wil zorgen. De mensen leven totaal los van God, maar Hij komt in de persoon van de Micha naar hen toe. Wie zichzelf kent, kijkt niet op de slechte leiders en valse profeten neer. Onze onzuivere gedachten en onreine verlangens verwijderen ons net zo goed van God en zorgen ervoor dat wij het leven niet meer in onszelf vinden, maar van Hem verwachten.
Micha 4

Deel 1 (vers 1-8): God is Koning op de berg Jeruzalem

In Micha 4 staat de belofte dat wapens eens zullen worden omgevormd tot landbouwwerktuigen. Daar is voorlopig nog geen sprake van. Nederland gaf in 2018 9,1 miljard uit aan Defensie. In Amerika was dat 677 miljard. Het is te dan ook te begrijpen dat Donald Trump ontevreden is over de Nederlandse uitgaven. In de Tweede Wereldoorlog was er veel werk voor de wapenindustrie. Het is bijzonder dat juist deze industrie de Amerikaanse markt na een tijd van depressie weer in beweging bracht. President Roosevelt zorgde ervoor dat de Engelsen onbeperkt krediet kregen voor Amerikaanse wapens, waardoor Amerika toegang kreeg tot de wereldwijde markt. Ze dwongen de Engelsen om ook na de oorlog meer Amerikaanse producten in te voeren. 

Als we teruggaan naar Micha 4, is de vraag of dit gedeelte alleen over de verre toekomst gaat of niet. Het is wel duidelijk dat Micha 4 in elk geval voor een deel over de eindtijd gaat, in vers 1 staat ‘in de laatste dagen’. Het is opvallend dat een tijdgenoot van Micha, de profeet Jesaja, voor een deel dezelfde profetie uitspreekt in Jesaja 2: 2-4. De laatste dagen breken aan bij Jezus’ eerste komst op aarde. De profetie van Joël gaat in vervulling, dat in de laatste dagen God Zijn Geest zal uitstorten. Tegelijk is de volledige vervulling pas als Jezus voor de tweede keer komt. Er is dus niet één moment waarop de woorden van Micha 4 in vervulling gaan. In vers 10 gaat het weer over de profetie dat het volk na de ballingschap in Babel weer thuis mag komen, dus dan gaat de profetie zelfs al vóór de eerste komst van Christus in vervulling.

Laten we nu letten op wat er gebeurt bij en rond de ‘berg van de Heere’. Dat slaat op de tempelberg, of de berg Sion, de berg waar David de ark van het verbond bracht en waar Salomo de tempel bouwde. De volken komen naar de berg toe stromen, zoals het stromen van een rivier. Zoals het volk Israël eens door de woestijn rondtrok, zo trekken de volken nu op om ook onderwijs van God te krijgen, vers 2. Naast het onderwijs staat op deze berg de vrede centraal. Het beeld wat wij dus krijgen is een menigte mensen die in vrede studeert, onderwezen wordt over Gods wet. We kijken eerst afzonderlijk naar het onderwijs en daarna naar de vrede. 

Misschien stelt het ons teleur dat het bestuderen van de wet centraal staat. We zouden liever horen dat het gaat om vreugde en optimisme. Vanuit de andere profeten valt er ook meer te zeggen dan studeren en onderwijzen in de laatste dagen. Nu beperken we ons tot Micha om te zien hoe onderwijs een teken is van Gods genade en Zijn verlossingsplan. Onderwijs krijgen is meer dan het ontvangen van een aantal feiten, het gaat in de wet om Christus in Wie wij het leven hebben. Zoals de eerste joden op de Pinksterdag blij waren dat ze ontdekten dat Jezus’ missie op aarde niet mislukt was, maar juist geslaagd, omdat Hij moest lijden en sterven om de weg vrij te maken naar de Vader. We kunnen ook leren van de blijde gezichten van de mensen die voor het eerst een Bijbel krijgen. Laten we de Bijbel weer lezen als een persoonlijk boodschap van God de Vader aan ons. De Bijbel heeft kracht in zichzelf en daar moeten we niet minachtend mee omgaan. In de vorige eeuw accepteerde de Roemeense en communistische leider Nicolas Ceausescu 10.000 Bijbels uit Amerika. Niet omdat hij van de Bijbel hield, maar omdat hij in de gunst wilde komen bij de Amerikanen. Hij stuurde de Bijbels direct naar een recylcefabriek om er toiletpapier van te laten maken. Dat gebeurde echter niet helemaal goed, want er bleven nog woorden zichtbaar. Gods Woord keerde zich tegen hem toen hij samen met zijn vrouw op Eerste Kerstdag 1989 werd geëxecuteerd. 

Naast onderwijs staat de vrede centraal. Wapens zijn nutteloze objecten geworden, want er is een wereldwijde vrede. In onze tijd worden soms zelfs kinderen opgeleid tot soldaat. Dan zal men niet meer leren hoe je moet oorlogvoeren, vers 3. De Verenigde Naties hebben als motto: ‘vrede voor de wereld, respect en gelijkheid.’ Jezus waarschuwt ons dat het een andere kant op zal gaan: volken zullen tegen elkaar opstaan, Mattheüs 24. Pas na krachtig ingrijpen van God komt er vrede en worden de volken en leiders geoordeeld, vers 3. Mensen zullen zitten onder de wijnstok en vijgenboom, symbolen van welvaart en zekerheid. Wijn staat voor de vreugde en een vijgenboom was een kostbaar bezit voor een joodse familie, omdat de olie voor veel dingen werd gebruikt.

Vanaf vers 5 verschuift de aandacht van de volken naar het volk Israël. Micha en de gelovigen vormden in zijn tijd een contrast met de heidenen. Wat de heidenen doen, moeten ze zelf weten, wij gaan in de Naam van onze God. In vers 6 maakt Micha duidelijk welke mensen trouw blijven aan God: de zwakken, degenen die mank gaan. Dat zijn de echte nakomelingen van Jakob, die vanaf de strijd bij Pniël met de Engel mank ging. 
In vers 8 spreekt Micha de inwoners van Jeruzalem aan. Het koningschap zal weer naar Jeruzalem, of de Schaapstoren, terugkeren. De koning-herder David heerste over het volk, de schapen. In vers 8b gaat het over de heuvel, of Ofel, van de dochter van Sion. Het was een Acropolis: het hoogste gedeelte van de stad. David nam deze heuvel in toen de Jebusieten er woonden en liet zijn paleis erop bouwen. Het kreeg de naam Stad van David of Sion en staat symbool voor de hele stad.

Deel 2 (vers 9-14): Eerst paniek en wanhoop, dan verlossing

Oordeel en verlossing liggen in het laatste gedeelte dicht bij elkaar. Vers 10 zegt dat het volk weggevoerd zal worden naar Babel en daar zullen ze verlost worden. De heidenen ontheiligen Sion en denken dat God Zijn volk vergeten is. Ze zien niet in dat zij maar een middel zijn in Gods hand om Zijn eigen volk bij Hem terug te brengen, vers 12. De Israëlieten moet zich erop voorbereiden dat ze geslagen zullen worden, vers 14, maar daarna zullen zij de volken overwinnen. Het is bijzonder dat God Zijn redding aankondigt terwijl er eerst nog een zware straf komt. Het geeft aan dat Micha echt een profetisch boek is. Het is bemoedigend voor de mensen in ballingschap. Valse profeten zeggen dat het allemaal wel mee zal vallen met Gods straffen, maar als de straf daadwerkelijk komt, zijn hun profetieën niks waard. Oftewel: aan een goedkoop evangelie heb je niks als het erop aankomt in dit leven, als er tegenslagen zijn en op de dag van Gods oordeel. Dan kun je beter een eerlijke en echte Bijbelse boodschap gehoord hebben en die aannemen.

Micha 5

Deel 1 (vers 1-5): Komst van de Heerser, Messias

Micha 4 en 5 horen bij elkaar en het gaat in beide hoofdstukken over ‘hoop’ en ‘redding’. Er zal een Herder-Koning komen die voor wereldwijde vrede zorgt. Hij is een Herder, omdat Hij zich bekommert om Zijn schapen. Hij verzorgt en beschermt hen. En Hij is een Koning, omdat Hij bij machte is om al het gevaar bij hen weg te houden. Aan het eind van hoofdstuk 4 zagen we dat er tussen de bemoedigende woorden door ook bedreigingen staan. Israël zal in vrede wonen, maar eerst komt het oordeel en de straf, de ballingschap. Ook in Micha 5 lopen de woorden over redding en straf door elkaar heen. Het Bijbelboek Micha is qua overzicht dan ook niet het makkelijkste Bijbelboek. 

Micha 5 is bekend vanwege de uitspraak dat de Messias in Bethlehem geboren zal worden. Tussen de verschillende Bijbelvertalingen is er verschil in hoofdstukindeling. In sommige vertalingen staat de belofte van de Messias in Micha 5:1 en in andere in Micha 5:2. Ik ga nu uit van Micha 5:1. Niet alleen de christenen, maar ook de joden lezen hier de komst van de Messias in. De evangelist Mattheüs citeert dit gedeelte, overigens iets afwijkend, als de wijzen bij Herodes komen en vragen naar de geboorteplaats van de Koning van de joden. 

De geboorteplaats van de Messias is dus Bethlehem, om precies te zijn Bethlehem-Efratha, want er was ook een Bethlehem in het noorden in Galilea. Bethlehem is nu een bekende plaats: de Geboortekerk en Pelgrimsroute staan allebei op de Werelderfgoedlijst. De plaats ligt 10 kilometer ten zuiden van Jeruzalem en is nu een Palestijnse stad op de Westelijke Jordaanoever. Voor ons is Bethlehem ook bekend als de geboorteplaats van koning David. Micha leefde 300 jaar na koning David, maar Bethlehem bleef ook na koning David een onbelangrijk dorp. Dat is op zich niet vreemd, want wij weten ook niet altijd waar onze belangrijke leiders geboren zijn. Dat de koning in Bethlehem en niet in Jeruzalem geboren zou worden, veronderstelt dat het koningschap op dat moment niet meer in Jeruzalem is. Er zit dus ook iets van oordeel in deze belofte.

God kiest dus het kleine en onbeduidende op. We zijn dit al vaker in Micha tegen gekomen, zoals in Micha 4:6 over wie mank gaat en verdreven is. Moet iemand dan eerst in de problemen zitten voordat hij voor God meetelt? Het antwoord vanuit Micha is dat het échte volk van God bestaat uit degenen die God trouw blijven, ook als er oordeel en straf over hen komen. God zal Zijn volk overgeven, vers 2, aan de Assyriërs, vers 4, maar ondertussen wordt de Messias Vrede genoemd. Als het geloof te veel kost, haken mensen af. We kunnen het vergelijken met de situatie van koning David en Absalom. David is koning, maar Absalom wil de macht overnemen. Hij krijgt veel mensen achter zich en komt zelfs in Jeruzalem aan de macht. Een deel van de mensen blijft bij David, zoals Ithai. Hij zegt: “Ik blijf bij de koning, overal waar hij heengaat, in dood of in leven.” 
Wij lezen het Bijbelboek Micha anders dan de mensen in de tijd van Micha zelf. Wij weten bijvoorbeeld hoe lang de ballingschap duurde. Voor de mensen toen was niet bekend wanneer de goede tijden weer aan zouden breken. Uit de Tweede Wereldoorlog is bekend dat veel Poolse verzetsstrijders na de oorlog niet konden terugkeren naar hun thuisland. De Poolse bijdrage aan de herovering van West-Europa was met 250.000 man groot. Als ze weer naar huis wilden, konden ze vanwege het communisme publiekelijk worden geëxecuteerd. Zo hadden ze hun leven over voor anderen zonder er iets voor terug te kregen. 

De oorsprong van het koningschap van de Messias gaat terug naar de ‘oude tijden’ of ‘vroegere dagen’. Deze uitdrukking komt ook twee keer in hoofdstuk 7 voor en slaat dan op de tijd van de koningen David en Salomo en de tijd van de aartsvaders. Zoals wij wel zeggen de ‘goede oude tijd’. Na Salomo ging het fout: het rijk scheurde en Israël, het Noordrijk, heeft nooit een gelovige koning gehad.

Deel 2 (vers 6-8): Israël in ballingschap

Er worden hier twee dingen gezegd over Israël in de ballingschap: ze zullen tot een zegen zijn voor de volken en ze zullen over de volken regeren. De kleine groep gelovigen die na de ballingschap overblijft, wordt de ‘rest van Jakob’ genoemd. Jakob verwijst naar de twaalf stammen. Deze mensen staan dus symbool voor heel Israël. Israël zal voor veel volken zijn als de dauw en regen die zorgen voor leven en groei. Zo was het verbond ook oorspronkelijk bedoeld: Israël als een zegen voor de volken. Dat Israël een zegen is voor de volken staat haaks op de beleving van velen. Ook in onze tijd komt het antisemitisme regelmatig tot uiting. Zomaar een voorbeeld: Bij een joodse vrouw uit Hilversum wordt met kerst 2016 een hakenkruis in de motorkap van haar auto gekerfd. Toch is het opvallend dat joden door de eeuwen vaak belangrijke posities hebben bekleed op allerlei terreinen, zoals de wetenschap en kunst. Paulus noemt, weliswaar in een ander verband, in de Romeinenbrief ook een belangrijke reden: de joden hebben voor de overlevering van het Oude Testament gezorgd. 

Het tweede dat dus over Israël in de ballingschap wordt gezegd is dat zij heersen over de volken. Als een leeuw verscheuren zij hun prooi en ze worden door niemand tegengehouden, vers 7. De vijanden zullen gestraft worden, omdat zij gespot hebben met de God van Israël. Ze zeiden dat Hij Zijn volk niet meer kon helpen.

Deel 3 (vers 9-14): zuivering van Israël

In het vorige gedeelte was het geweld op de volken gericht, hier is het gericht op Israël. Alles wat het volk in de weg staat om God te dienen, moet worden verwijderd. Zelfs de paarden moeten weg, omdat het volk zich anders onafhankelijk zou voelen. Ook is er geen plaats voor steden en versterkte steden, omdat de fout die het volk maakte, was dat ze op hun militaire macht vertrouwden, zie Micha 1:13.


Micha 6

Deel 1 (vers 1-8): Gods rechtszaak tegen Zijn volk

We zijn aangekomen bij het derde deel van Micha, hoofdstuk 6 en 7. In hoofdstuk 6 horen we opnieuw over een rechtszaak van God tegen Zijn volk. Op zich opvallend dat God de Vader een aanklacht indient tegen Zijn eigen kinderen. In Amerika was er een echtpaar dat hun eigen zoon van 30 jaar voor de rechter daagde. De zoon had zijn baan verloren en moest noodgedwongen thuis blijven wonen. Hij deed alleen geen moeite om nieuw werk te vinden en de relatie met de ouders werd steeds slechter: hij deed niks in huis en wilde de huur niet betalen. Op den duur wilden zijn ouders hem uit huis zetten, maar hij bleef weigeren. De ouders gingen ervoor naar de lokale rechtbank, maar dat was niet genoeg, de hoge rechtbank moest eraan te pas komen. De relatie tussen ouders en kind moeten wel heel slecht zijn, wil een ouder daarvoor een rechtszaak aanspannen. In Micha 6 ontdekken waarom God dat nodig vond.

God roept de aarde op tot getuige van de rechtspraak. De aarde wordt gekozen, omdat zij staat voor standvastigheid. De natuur was ook getuige toen God in de tijd van Mozes Zijn verbond met het volk sloot. God legt allereerst uit dat Hij voor Zijn volk gezorgd heeft en dat Hij niet te veel van hen gevraagd heeft, vers 3-5. God vraagt Zich bij wijze van spreken hardop af, wat Hij nog meer voor het volk had kunnen doen. God had Zijn volk bevrijd van slavernij, Hij sloot een verbond zodat het volk, onder voorwaarden, gegarandeerd was van Gods zegen, God gaf sterke leiders en beschermde hen voor vijandelijke aanvallen. In het Overjordaanse, wat nu Jordanië is, is in 1975 een archeologische vondst gedaan over Bileam en zijn daden en profetieën. Hij wordt een ‘ziener van de goden’ genoemd. De Moabitische koning wilde hem gebruiken om Israël te vervloeken, maar in plaats daarvan zegende hij Israël. Ook noemt God de wonderlijke oversteek van de rivier de Jordaan, vers 5, Sittim ligt aan de ene kant en Gilgal aan de andere. 

Op Gods aanklacht volgt het antwoord van Israël, of van Micha persoonlijk, vers 6 en 7. Er is de erkenning dat God hoogverheven is. Zou Hij tevreden zijn met offers van dieren en olie? Of zelfs het offer van een kind? Van koning Achab weten we dat hij zijn zoon offerde. Bij de omliggende volken kwam dat vaker voor, maar God had het uitdrukkelijk verboden. Het probleem van het volk is niet dat ze te weinig offers brengen, maar er is gebrek aan gerechtigheid, barmhartigheid en nederigheid, vers 8. Het onrecht kan niet gecompenseerd worden met een gulle offerdienst. God grootmaken met onze woorden of offers moet wel overeenkomen met ons gedrag en omgang met anderen. Zonder bezinning op Gods leefregels en het licht van de Heilige Geest, kan de godsdienst een aanfluiting worden.

Deel 2 (vers 9-16): Het onrecht in Jeruzalem en de consequenties ervan

In vers 9 staat, net als in vers 1: “luister!” Opnieuw klinkt een aanklacht tegen Jeruzalem. In de stad worden goederen bewaard die op een oneerlijke manier zijn ingekocht, namelijk met valse weegstenen, een kleinere efa. Er wordt gerommeld met de weegschalen en de gewichten. Mensen zijn onterecht rijk geworden en profiteren van de onnozelheid van anderen. Er wordt als het nodig is ook geweld bij gebruikt, vers 12. 
Vanaf vers 13 gaat het over de gevolgen van het onrecht. Het volk dacht, zoals de valse profeten zeiden, dat God toch niet straft, maar het tegendeel is waar. Er volgen toepasselijke straffen. Je kunt iemand op verschillende manieren straf geven. Ik noem er een aantal: door hem of haar de schade zelf te laten repareren of iets goed te maken; door positieve dingen tijdelijk te onthouden; door een taak of boete te geven; door de persoon meer te controleren; door iemand zelf de gevolgen te laten ondervinden. In het Oude Testament wordt straf ‘de vloek’ genoemd. In Deuteronomium 28 staat heel uitgebreid beschreven wat de zegen en de vloek inhouden. Als het volk naar God luistert komt er zegen en voorspoed, anders volgt het tegenovergestelde. In plaats van goede opbrengsten van het land, volgen er dus misoogsten. En in plaats van het hebben van vrede, staat hun bezetting door andere volken te wachten. De mensen dachten dat het wel mee viel met Gods straffen, want ook al deden ze wat ze wilden, het ging hen voor de wind. Al honderden jaren was er geen gelovige koning in Israël, het Noordrijk, en toch was er voorspoed. In vers 16 wordt koning Omri genoemd als slecht voorbeeld dat de mensen volgden. Op een gedenksteen uit die tijd staat dat koning Omri het koninkrijk Moab heeft onderworpen. Zo heerste hij over de karavaanroute, die ‘de Koninklijke Weg’ genoemd werd. En in Assyrië stond Israël bekend als ‘het land van Omri’. 

God wacht met het geven van straf aan Zijn volk. In onze tijd kunnen mensen hun straf soms ontlopen door zich in het buitenland te verbergen, of doordat de politie geen tijd heeft om het onderzoek af te maken. God kán straffen, maar wacht op het geschikte moment. Door de grote hoeveelheid onrecht, is het voor iedereen duidelijk hoe schandelijk het volk met God is omgegaan. Ze hebben hun God, die hen wil zegenen, voortdurend de rug toegekeerd. Nu zullen ze gehoond worden door de volken, smaad en laster dragen, vers 16. Publiekelijk worden ze vernederd. We zien dus dat God Zijn volk niet spaart voor de straf en toelaat dat anderen hen belachelijk maken. Laten we er dan ook voor oppassen om net als Israël te denken dat het bij God allemaal wel meevalt.

Micha 7

Deel 1 (vers 1-7): klacht over weinig oprechten en Micha’s godsvertrouwen

We worden in het Bijbelboek Micha niet veel wijzer over wie de persoon Micha is als het gaat om zijn afkomst, beroep, dagelijks leven, enz. In dit hoofdstuk ontdekken we wel wat hem bezighoudt en wat er in zijn hart leeft. In het eerste deel van dit hoofdstuk is dat: eenzaamheid en een diep vertrouwen op God. Het contact dat hij nauwelijks heeft met de mensen om hem heen, heeft hij wel met God. Zoals er geen vruchten meer te vinden zijn na de oogst, zo is er niemand meer die betrouwbaar is. Hij verlangt naar vruchten, naar de goede dingen die voortkomen uit het leven volgens Gods bedoeling. Een vijgenboom kan drie keer per jaar vrucht geven. De eerste vijgen, groene vijgen, zijn van de beste kwaliteit. Micha verlangt naar godsvrucht, zoals iemand lange tijd kan verlangen naar iets wat hij graag eet. Diogenes was een Griekse filosoof uit de school van de cynici. Hij begon net als zijn vader te werken als bankier, maar na een schandaal over valsmunterij moest hij stoppen en ging hij naar Athene. Hij leidde een bizar en vreemd leven. Hij werd ‘de hond’ genoemd, maar waar het nu om gaat is dat hij een keer op klaarlichte dag met een lantaarn in de hand op zoek ging naar ‘de mens’, dat wil zeggen ‘een waarachtig oprecht persoon’. Dit lijkt erg op wat we hier bij Micha tegenkomen. 

Het is in vers 4 onduidelijk wie er met de wachters bedoeld worden: de valse profeten of de echte profeten. Het gaat er in elk geval om dat God komt met zijn oordeel. Historisch gezien was dat in de komst van Assyriërs die het Noordrijk innamen en Jeruzalem belegerden. Op de dag van de vergelding zal er ontreddering in de stad zijn. Het woord dat hier staat geeft aan dat er verwarring en consternatie zal zijn. Dat is te begrijpen, omdat de mensen niet zijn voorbereid op een aanval van de vijand. In dat geval zijn zelfs je vrienden en buren niet te vertrouwen. Het lijkt op de angst die kan heersen bij totalitaire regimes. Voor je het weet, heb je iets gezegd, waarmee je in de problemen kunt komen. Jezus gebruikt de woorden van vers 6 ook, dat er scheiding komt tussen ouders of schoonouders en hun kinderen. Hij noemt dat niet in verband met de laatste dagen of het oordeel over wereld, maar als gevolg van Zijn komst naar de aarde. Jezus brengt verdeeldheid, omdat de één Hem wel erkent en wil gehoorzamen en de ander niet. Binnen een familie geeft dat problemen, omdat je veel samen dingen moet doen. Je kunt in een gezin niet altijd allemaal je eigen keuzes maken.

Van vrienden en bekenden hoef je het in de tijd van Micha niet te verwachten. Daarom verwacht Micha het van God. Hij wacht op de God van zijn verlossing, vers 7. Zoals de wachter het onheil ziet aankomen, zo wacht Micha op Gods komst, niet alleen voor hemzelf, maar ook voor de stad Jeruzalem. Dat is meteen de overgang naar het tweede deel.

Deel 2 (vers 8-17): Toekomstige verlossing en herstel

De verzen 8-10 lijken op een aantal psalmen waarin de psalmist zijn godsvertrouwen uit te midden van gevaar, zoals psalm 11, 16 en 27. Als alles door de omstandigheden donker is, geeft het zicht op God licht. Jeruzalem is in dit gedeelte aan het woord, want het gaat in vers 11 over de muren die weer opgebouwd worden. Jeruzalem en de oprechten, ook al zijn het er weinig, accepteren de straf van God. In vers 9 staat Gods toorn, of wraak, daarmee wordt ook de straf bedoeld. De wraak uit zich in de val van Jeruzalem en de wegneming van haar inwoners. De Nederlander Jaitsen Singh zit al meer dan 30 jaar waarschijnlijk onterecht in de gevangenis. De familie verwijt de Nederlandse overheid dat ze hem in de steek heeft gelaten. Jaitsen heeft zelf geen financiële mogelijkheden om geholpen te worden en is dus afhankelijk van anderen. Zelf geeft hij aan dat hij het zo belangrijk vindt, dat erkend wordt dat hij ten onrechte gestraft is. Hij wil gerechtigheid. De oprechten in Israël verlangen ook naar recht. Het land is vol van corruptie en zedeloosheid, dus is het gepast als er straft komt. Straf en oordeel is op zijn plaats, maar het moet niet eindeloos duren. En daar wijzen de gelovigen op in het gebed: God moet straks opnieuw een rechtszaak voeren, vers 9. Nu niet om het volk aan te klagen, maar omdat de straf dan gedragen is. Uiteindelijk kunnen de gelovigen dat alleen zeggen, omdat Jezus Christus de straf volledig over Zich heen heeft gekregen. 

De gelovigen weten: God zal ook weer oordelen over de volken die Israël bespotten en kleineren. Hij zal de straf dan van Zijn volk afhalen en verplaatsen naar deze spotters. Zoals in de tijd dat de Egyptenaren de Israëlieten lieten gaan, moeten de volken de joden laten gaan. De volken zullen nu niet spotten, maar hun hand op hun mond leggen als teken van schrik. Er zal opnieuw een uittocht plaatsvinden en er zullen weer wonderen gebeuren, vers 15. Dan zullen de mensen weer overal vandaan, naar Jeruzalem komen. De muren worden herbouwd. Het woord voor muren duidt niet op versterkte muren, maar wordt meestal gebruikt voor muren ter bescherming voor een kudde schapen. God zal over Zijn kudde waken en voor hun veiligheid zorgen. Micha bidt tot God of Hij Zijn volk als schapen wil weiden in Basan en Gilead. Gilead is een bergachtig gebied aan de oostkant van de Jordaan, het huidige Jordanië en Basan is een vruchtbare vlakte die grenst aan Gilead.

Deel 3 (vers 18-20): loflied

Het Bijbelboek Micha begint met een oordeel over Israël en sluit af met een loflied op Gods vergeving, ontferming, barmhartigheid, trouw en blijvende goedheid. Het unieke van de God van Israël is dat Hij Zich erin verheugt als Hij met de mensen om kan gaan vanuit Zijn goedheid. Hij straft wel, maar niet blijvend. Hij gaat aan de zonden voorbij, vers 18. Hij confronteert het volk er niet eindeloos mee en handelt er ook niet naar. Op wel vier manieren wordt de vergeving hier beschreven. God vertrapt al het onrecht. Hij maakt het kapot, breekt het af, zodat het opgeruimd kan worden. Ook worden de zonden in de diepte van de zee geworpen. Daar kan niemand ze terughalen, want de zee is te diep en donker. Gods goedheid komt uit Hemzelf voort en omdat Hij dat beloofd had aan Zijn knechten Abraham en Jakob. Door het oordeel heen komen Gods kinderen uit bij hart van de Vader, Zijn ontferming en genade. Niemand is met deze God te vergelijken. 

Share by: