Dr. J.P. Versteeg geeft in zijn boek Het gebed volgens het Nieuwe Testament
een overzicht van de betekenis van het gebed in het Nieuwe Testament. Hij begint met het gebed van Jezus. (1) Van Jezus weten we dat Hij waarschijnlijk naar joods gebruik drie keer per dag bad, maar ook in de eenzaamheid van de nacht, Marcus 1:33. Hij nam er veel meer tijd voor dan gebruikelijk, ondanks Zijn drukke programma. Steeds weer staat er dat Jezus bad: bij Zijn roeping, prediking, wonderen en lijden. Jezus heeft ook geworsteld in het gebed en het kostte Hem alles. Het bidden ging ook bij Hem niet automatisch, want in Hebreeën staat dat Hij gehoorzaamheid moest leren. Het unieke aan Zijn bidden is dat Hij God als Vader aanspreekt. Dat gebeurt in het Oude Testament niet. De Vader wordt daar wel vijftien keer genoemd, maar ook nooit als Vader van een individu, maar van het volk. Het geeft de vertrouwelijke band tussen God de Vader en God de Zoon aan, maar het is ook vervulling van de belofte dat God eens door alle gelovigen aangesproken zal worden als Vader, Jeremia 3:19. Ook in de hemel bidt Jezus. In Romeinen 8:34 en Hebreeën 7:25 wordt daarvoor een woord gebruikt, dat niet tijdens Jezus’ leven op aarde werd gebruikt. Het betekent zoiets als ‘het indienen van een petitie’. Jezus bidt niet algemeen, maar doet een beroep op het recht dat Hij heeft verdiend door Zijn lijden en sterven ten behoeve van de gelovigen.