Geschiedenis

Vroege Kerk


Een bekende bron uit de Vroege Kerk waarin het gaat over vasten is de Didachè. (1) Daarin staat dat christenen iedere woensdag en vrijdag moeten vasten. Er wordt opgemerkt dat er niet gevast moet worden zoals de joden, die op maandag en donderdag vastten. De woensdag en vrijdag verwijzen naar de kruisging van Jezus: op woensdag verraadde Judas Jezus en op vrijdag werd Jezus gekruisigd. Ook andere bekende schrijvers in de Vroege Kerk deden regelmatig een oproep om te vasten. Vasten was ook verbonden aan de doop en de doop werd vaak met Pasen gehouden. Voorafgaand aan de doop werd er door de dopeling en andere gemeenteleden een aantal dagen gevast. De vastentijd voor Pasen werd in de derde eeuw uitgebreid naar zes dagen en het vasten werd gezien als een eenwording met het lijden van Christus. In de vierde eeuw werd de vastentijd uitgebreid naar veertig dagen. Er werd op de vastendagen alleen brood gegeten en water gedronken. Het geld dat werd bespaard werd aan de armen gegeven. Door te vasten meende de kerk terug te kunnen keren naar de situatie van het paradijs waar alleen vruchten werden gegeten. Deze gedachte speelt nog steeds mee bij de Oosters-orthodoxe kerken, die een veganistisch dieet volgen. In de Oosterse kerk gaat het vooral om de gemeenschap en niet om het strikt naleven van de voorschriften. Het vasten werd in de Vroege Kerk gezien als een middel om uit te stijgen boven het aardse. Door zelfbeheersing wordt het vlees in toom gehouden.

Middeleeuwen


Ook in de Middeleeuwen had het vasten de functie van zelfbeheersing en matiging om de lusten te beteugelen. (2) Vasten was een onderdeel van de navolging van Christus. Het hoorde erbij en was een goed werk. Ook was het een vorm van boetedoening om medelijden bij God op te wekken. Soms was de visie op het lichaam erg negatief en ging de zelfkastijding ver. In die tijd gebeurde het dat elitaire christenen extreem lang vastten, alsof ze dat ten bate van de hele kerk deden. De gewone christenen vastten op vrijdag en in de lijdenstijd door geen vlees te eten. Er ontstonden allerlei vreemde regels, zoals het betalen om niet te hoeven vasten.  

Reformatie


Vasten is volgens de reformatoren nuttig, maar ze passen op voor een verkeerd gebruik ervan. (3) Het vasten heeft niets verdienstelijks in zichzelf. Ze benadrukken de genoegzaamheid van het geloof in het verzoenend werk van Jezus Christus. Vasten is volgens Luther wel goed en nodig om Gods Woord te verstaan en uit te kunnen leggen.

Na de Reformatie


Bij de Puriteinen nam het vasten een belangrijke plaats in, zoals tijdens de opwekking in de tijd van Jonathan Edwards. (4) In de politiek werd ook op een aantal cruciale momenten een oproep gedaan tot gezamenlijk vasten. De mensen moesten door bidden en vasten God vragen om Zijn leiding en bescherming. Hierna was er lange tijd wereldwijd minder aandacht voor vasten. In de westerse kerken kwam dit weer terug aan het begin van de twintigste eeuw in de pinksterbeweging met de aandacht voor de gaven en kracht van de Heilige Geest. Het vasten was voor hen vooral een middel om bevrijd te worden van duivelse macht en meer kracht te hebben in het gebed. Een aantal decennia later werkte dit ook door in de traditionele kerken. Ook kwam er meer invloed van de Oosters-orthodoxe kerken. Verder speelde mee dat er in de twintigste eeuw meer contact was tussen westerse landen en ontwikkelingslanden, waar vasten veel gewoner is.

Deze tekst is gebaseerd op het boek: L.M. Baab. Vasten: Een verrijking van je geloofsleven. Vertaald door C. de Laat. Amsterdam: Ark Media, 2007.
1. pagina 56-60; 2. p. 60-62; 3. p. 63-64; 4. p. 64-70.
Share by: