Volgens Luther is het gezin een kleine gemeente en de vader is als een priester en profeet. (1) Als een priester moet hij voor zijn kinderen bidden: niet alleen persoonlijk, maar ook waar de kinderen bij zijn. Ouders moeten Gods Woord uitleggen en dit herhalen zodat het goed onthouden wordt. Hoe meer het Woord besproken wordt, hoe minder het wordt vergeten. De kinderen zijn waardevol in Gods Koninkrijk en de duivel wil juist kinderen van God afhouden. Om de kinderen en jeugd onderwijs te geven, heeft Luther zelf een Kleine en Grote Catechismus geschreven. Luther merkte dat er veel onwetendheid en verkeerde opvattingen waren. Het onderwijs moest beetje bij beetje gegeven worden en de leerlingen moesten het ook eerst goed begrijpen voor het volgende onderwerp besproken werd. Ouders kunnen ook van hun (jonge) kinderen leren om bijvoorbeeld niet bang te zijn voor de duivel en de dood. Ook kunnen kinderen een voorbeeld zijn in oprechte eenvoud en vanzelfsprekend Godsvertrouwen. Ouders en predikanten moeten niet hoogdravend spreken, maar veel met weinig woorden zeggen.
Johannes Calvijn
Calvijn spande zich in voor goed onderwijs voor de kinderen waarbij ouders hun eigen specifieke taak hadden. Ouders beloven bij de doop om hun kinderen niet alleen te laten onderwijzen, maar ook zelf te onderwijzen. Hij merkte dat ouders hierin nalatig waren en zag het als een taak van de kerk om dit te voorkomen. In de godsdienstige opvoeding kan de catechismus als hulpmiddel gebruikt worden, maar het moet geen doel op zich worden. Het gaat uiteindelijk niet om het overdragen van algemene kennis en feiten, maar van het eerbiedig vrezen en kennen van God. Het dagelijks leven met God moet besproken en voorgeleefd worden. Het onderwijzen van de kinderen moet niet op een autoritaire en te strenge manier gebeuren, omdat de kinderen dan een hekel aan hun ouders krijgen, en uiteindelijk zelfs wellicht een afkeer van God. Kinderen moeten mild, liefdevol en opgewekt, maar soms ook corrigerend worden benaderd.
Johannes de Swaef
Johannes de Swaef, geboren in 1494, was leerkracht en werd bekend door zijn geschriften. Hij heeft ook bekende Franstalige calvinistische en Engelstalige puriteinse werken vertaald. Op zijn zevenentwintigste schreef hij een verhandeling over de godsdienstige opvoeding: De Geestelycke Queeckerye vande jonge planten des Heeren. Kinderen zijn als ‘jonge planten van de Heere’ die moeten opgroeien tot ‘bomen van de gerechtigheid’. De Swaef heeft een opvallende definitie van geloofsopvoeding. Hij zegt daarin onder andere dat de geloofsopvoeding moet gebeuren ‘vanuit geloof naar Gods Woord’. Wanneer christenen hun kinderen niet opvoeden tot een godzalig leven, verschillen ze niet van ongelovigen. De huisgodsdienst is het meest nodig en heeft de grootste impact, maar er wordt in de praktijk het meest in tekort geschoten. Hij merkt dat mensen hun kinderen vooral netjes opvoeden, maar niet godzalig. Tegelijk beseft hij dat wij afhankelijk zijn van de zegen van de Heere. Toch hebben de ouders een grote rol van betekenis omdat zij met hun dagelijks leven een voorbeeld kunnen zijn van oprechte vroomheid. Verder moeten ze er bij God in het gebed op aandringen hun kinderen te zegenen.
Petrus Wittewrongel
Naar aanleiding van een prekenserie over de reformatie van leer en leven schreef de Amsterdamse predikant P. Wittewrongel een tweedelig werk Oeconomia Christiana ofte Christelicke Huyshoudinge. Hij legt hierin onder andere uit hoe de huisgodsdienst zou moeten functioneren. De mensen vonden het in zijn tijd overdreven en huichelachtig. Hij vergelijkt de huisgodsdienst met een deur. Als de deur open staat, kunnen inbrekers alles zo meenemen. Zo kan in een christelijk gezin waar geen dagelijkse huisgodsdienst is, de zegen van de zondag niet bewaard blijven. Ouders moeten trouw zijn in het geven van Bijbels onderwijs en moeten dit onderwijs verduidelijken met voorbeelden van Gods betrokkenheid in hun eigen leven. Het belang van huisgodsdienst wordt door Wittewrongel geïllustreerd aan de hand van de morgen- en avondoffers in Israël. Zo moet er ’s morgens en ’s avonds met iedereen die thuis is gebeden en uit de Bijbel gelezen worden. Ook moet er over de Bijbel gesproken worden. Hij merkt op dat mensen over allerlei onderwerpen spreken, maar nauwelijks over het belangrijkste, Gods Woord. Gezinsleden moeten ook zelf over belangrijke Bijbelse onderwerpen nadenken, mediteren. Tot slot hoort het zingen als een vast onderdeel bij de huisgodsdienst. Psalmen hebben de voorkeur, maar er is ook ruimte voor andere geestelijke liederen.
Deze tekst is gebaseerd op het boek: Drs. D. van Meeuwen (red.). Bronnen voor nu: Opvattingen over opvoeding en onderwijs in Reformatie en Nadere Reformatie.
Apeldoorn: De Banier, 2014.
1. pagina 44-50. 2. 65-66. 3. 176-179. 4. 197-214.