Gebedsverhoring

God wil gebeden verhoren


De evangelist John R. Rice heeft een boek geschreven over gebedsverhoring, Bidden en ontvangen. Als een echte evangelist wijst Rice erop dat God wil verhoren, omdat dat in Zijn wezen ligt. (1) Gods barmhartigheid is een deel van Zijn wezen en dat verandert niet. God is bereid gebeden te verhoren en Hij verheugt Zich in de gebeden van de heiligen. Hij hoort zelfs het gebed van ongelovigen. Zelfs de natuur laat zien dat God gebeden verhoort, want Hij heeft de natuur wonderlijk mooi gemaakt en zorgt er als een Vader voor. Hij ziet waar nood en honger is en Hij wil er iets aan doen. Het is Gods bedoeling dat christenen gelukkige mensen zijn, niet terneergeslagen en ongelukkig, omdat hun gebeden worden verhoord. 

Wonderlijke verhoring


Een heel andere functie van gebedsverhoring is dat het een sterk argument is dat God bestaat en dat Hij doet wat Hij belooft. (2) Ongelovigen kunnen hierdoor zelf zien dat God almachtig is. Net zoals de Baälpriesters op de berg Karmel moesten erkennen dat de Heere God is, omdat Hij naar het gebed hoorde en Baal niet, 1 Koningen 18. Een ander voorbeeld van een wonderlijke gebedsverhoring is het antwoord op het gebed van Gideon, Richteren 6-8. Hij twijfelde aan Gods woorden, toen hij een strijdbare held werd genoemd. Hij begreep het niet, omdat de omstandigheden zo slecht waren. Hij vroeg om een teken. God ging er niet tegenin, maar gaf het. Hij verhoort ook graag een dergelijk gebed. Rice stelt de vraag of buitenkerkelijke mensen ook niet onder de indruk zouden zijn, als mensen in de kerk werkelijk een ander leven zouden leiden na bekering en geloof. Ook nu wil God door wonderen spreken, zoals Hij dat deed in de Bijbelse tijd.

De kracht van gebed


Rice merkt op dat er in zijn tijd mensen zijn die niet meer in de kracht van gebed geloven. (3) Zij typeren gebed als mediteren en gemeenschap hebben met God. Zij zeggen dat vragen in het gebed hetzelfde is als het indienen van een verlanglijst, alsof God een soort Sinterklaas is. Rice stelt dat gebed in het Nieuwe Testament juist ‘ergens om vragen’ betekent. Het is geen strijden, verlangen of zorgen, ook geen aanbidding of verootmoediging, maar vragen. Hij wil dat het gebed zijn eigen karakter behoudt en niet vervangen wordt door andere dingen, die op zich ook goed zijn. Niet voor niets wordt het gebed van de Farizeeër afgewezen, omdat Hij nergens om vraagt. Ook in de kerk wordt er vaak niet echt gebeden. Het zijn vaak lofprijzingen, kleine preekjes en bemoedigende woorden. Ze zijn vaak ten diepste alleen op mensen gericht en hebben geen vragen aan God en er wordt dan weinig ontvangen. Wij moeten daarom leren bidden in overeenstemming met Gods wil en met de hulp van de Heilige Geest. De Geest past Gods woord voor ons toe en leidt ons in persoonlijke lastige situaties, zodat wij in elke situatie weten wat Gods wil is.

Volhouden


Een bekende oproep in het Nieuwe Testament is om te volharden in het gebed. Rice zet de dingen op scherp door te stellen dat een gebed om redding hier niet onder valt. Voor veel andere dingen moet een christen volhardend bidden, of ‘doorbidden’. (4) Iemand wordt echter niet gered door veel en ernstig te bidden, maar door het geloof in Jezus Christus. Het is geen traject of een proces, maar gebeurt in een ogenblik door je aan Hem toe te vertrouwen. Christenen moeten soms wel lang bidden als ze problemen hebben, zoals Jakob voor hij zijn broer Ezau ontmoette en Daniel die bad voor zijn volk in ballingschap. In het Nieuwe Testament staat het voorbeeld van de onrechtvaardige rechter die een vrouw gehoor gaf, omdat ze maar bleef vragen. De christenen moeten worden opgeroepen om door te gaan met bidden, want dan kunnen er opwekkingen ontstaan. Soms geeft God Zelf de opdracht om veel van Hem te vragen en verwachten. Alles is mogelijk voor wie gelooft. De profeet Elisa durfde zelfs te vragen om een grotere profeet te worden dan zijn leermeester.
Deze tekst is gebaseerd op het boek: John R. Rice, Bidden en ontvangen. Originele titel: Prayer: Asking and receiving. De Stem: Heerlen, z. jr.
1. pagina 17-29; 2. p. 32-34; 3. p. 42-60; 4 p. 214-232.
Share by: