De tijd van de Reformatie

Luther


Prof. dr. W. van ’t Spijker geeft in zijn boek Bidden om te leven een mooi overzicht van de betekenis van gebed bij de reformatoren Luther en Calvijn. In de tijd van de Reformatie kwam de Bijbel weer centraal te staan. Luther vond de Bijbel veel waardevoller dan al de boeken die hij zelf geschreven heeft bij elkaar. (1) De Bijbel leert ons Wie God is en daarin staat hoe wij, zondige mensen, met Hem verzoend worden. Het gebed is daarbij nodig, omdat God Zelf daar de opdracht toe geeft. In de Tien Geboden staat dat wij Gods naam niet mogen misbruiken. Dat impliceert dat wij Gods naam in heiligheid en oprechtheid moeten aanroepen. Luther worstelde zelf met de vraag hoe een mens ooit bij God kan komen zonder veroordeeld te worden voor al zijn fouten. Hij ontdekte dat God barmhartig is en ons belooft de zonden te vergeven als wij geloven, dat is met heel het hart vertrouwen op Jezus’ verlossingswerk. Vertrouwen op Jezus Christus is niet makkelijk. Het gebed is een oefening om dat te leren. God leert ons op welke manier en wat wij moeten bidden. Het ‘Onze Vader’ kan hierbij helpen, want dat is een volmaakt gebed. In het gebed mogen we God kinderlijk eenvoudig herinneren aan Zijn eigen Woord en beloften.

Gebed neemt onverschilligheid weg


De Reformatoren leefden in een spannende tijd, zowel politiek als kerkelijk. Het werd de reformatoren vaak niet makkelijk gemaakt om hun werk te doen. De tegenslagen in het leven zijn niet toevallig of incidenteel, maar ze nemen een plaats in om ons te leren bidden. Nood leert bidden, maar bij Luther gaat het dieper.(2) Het gebed leert ons inzien dat wij niet voldoen aan Gods normen. Dan wordt bidden een nood, die ons benauwd maakt. De monniken in die tijd huilden ook tijdens hun liturgische gebeden, zelfs dag en nacht, maar het was geen echte nood, alleen een uiterlijke vorm bedoeld als prestatie. Als we niet ijverig zijn en gemakkelijk omgaan met het bidden, dan is er weinig besef van Gods Koninkrijk, Gods Naam en wil. Gebed brengt dus in de nood, namelijk dat wij zonder Christus verloren zijn, maar door het geloof brengt het ook in veiligheid. Wie schuilt bij God vindt vrede en beschermt zich tegen de duivel.

Calvijn


Volgens de reformator Calvijn zijn de volgende dingen noodzakelijk voor het gebed: innerlijke concentratie, waarachtig verlangen, ootmoed voor God en een zekere hoop op verhoring. (3) Calvijn zei niet veel over zichzelf, maar we kunnen toch ontdekken hoezeer hij het gebed nodig had, bijvoorbeeld in zijn commentaar op de Psalmen. In het gebed klimmen wij op tot God. Niet als een prestatie, maar als een oefening in geloof en een uiting van vroomheid. Om dat te bereiken moeten wij ons goed concentreren en niet laten afleiden door aardse, vleselijke zorgen en overwegingen, al mogen wij de zorgen wel bij Hem brengen. Het is een bijzondere gave om goed te kunnen bidden, want een mens is snel afgeleid. Wie in Christus door het gebed tot God komt, moet beseffen dat de mens zelf geen heerlijkheid heeft. Door alle eigen waardigheid en zelfvertrouwen af te wijzen, krijgt God alleen de eer. Het gebed begint met vergeving van zonden en dan kan daar de omgang met God zijn zoals die van een vader met zijn kind.
Deze tekst is gebaseerd op het boek: W. van ’t Spijker: Bidden om te leven: geloven in de weg van gebed en meditatie, de Groot Goudriaan: Kampen , 2000.
1. pagina 24-36; 2. p. 37-44; 3. p. 45-60.
Share by: