Genesis
Genesis 38
Een kind kan gepest worden als zijn vader onbekend is. In de Bijbel staan meerdere voorbeelden van kinderen van een hoer, zoals in Genesis 38. Stel dat een kind in zijn jeugd word uitgemaakt voor hoerenkind, maar later een belangrijk persoon wordt, en dan één van de pesters tegenkomt. Dat is beschamend voor de pester en emotioneel voor degene die gepest is. In Richteren 11 staat het verhaal van Jefta die door zijn broers wordt weggepest, omdat hij een andere moeder heeft. Hij is het kind van een hoer. Hij gaat weg en sommige mensen sluiten zich bij hem aan. Als er oorlog komt met de Ammonieten, komen de oudsten naar Jefta toe om te vragen of hij hun aanvoerder wil zijn. Jefta is verontwaardigd: eerst werd hij gehaat, maar nu hij nodig is, willen ze een beroep op hem doen. Toch gaat Jefta op de vraag in en hij wordt een hoofd en aanvoerder van de stam Gilead. God helpt hem om de Ammonieten te overwinnen.
Genesis 38 gaat over Juda en Tamar. Tamar doet zich op een dag voor als een hoer en Juda bezoekt haar. Als openbaar wordt dat Tamar zwanger is zonder dat de vader bekend is, moet ze ter dood gebracht worden. Maar Tamar maakt bekend dat Juda de vader is en daarom wordt het vonnis niet uitgevoerd. Ze krijgt een tweeling, Perez en Zera. Perez, het kind van een vrouw die zich als hoer had gedragen, komt later aan het hoofd te staan van een koninklijk geslacht. Hij staat in de lijn van de koningen David en Salomo en later Jezus Christus. Mattheüs noemt in zijn geslachtsregister, dat loopt van Abraham tot Jezus, ook Perez en Zera. Verder staan er enkele namen van vrouwen in, waaronder de naam van Tamar. Mattheüs noemt deze namen, terwijl hij andere namen weglaat. Wij zouden misschien eerder de mensen met een dubieuze achtergrond weglaten en mensen met aanzien naar voren halen.
Het is niet toevallig dat God het opneemt voor de verachten en verwaarloosden. Maria, de moeder van Jezus, zingt als zij in verwachting is dat God machthebbers van de troon stoot en nederigen verhoogt. Een kind kan zich schamen voor zijn ouder die midden op straat in gesprek is met een zwerver. Een belangrijke vraag is of wij ons schamen voor God Die opkomt voor de zwakken. Jezus wist ook dat er mensen waren die zich aan Hem ergerden. Hij heeft Zichzelf vernederd om zo mensen op te zoeken in hun nood. Zijn wij te trots om bij Hem te willen horen?
Het verhaal van Juda en Tamar staat tussen de verhalen over Jozef in. We zien hier Juda van zijn slechte kant, maar later zal hij de leiding nemen over zijn broers om het op te nemen voor vader Jakob en hun broer Benjamin als ze voor Jozef de onderkoning staan. Dan valt hij op een positieve manier op. Als Jakob later zijn zonen zegent, krijgt Juda de belofte dat er koningen uit hem voortkomen. Het verhaal van Juda en Tamar staat in contrast met het volgende hoofdstuk over Jozef die niet toegeeft aan de wens van de vrouw van Potifar om gemeenschap met haar te hebben. Met het verhaal over Juda en Tamar wordt de onschuld en zuiverheid van Jozef onderstreept.
Een belangrijk element van de geschiedenis van Juda en Tamar is het leviraatshuwelijk, het huwelijk tussen een weduwe en haar zwager. Een zwager is in het Latijn een levir. Tamar is getrouwd met Juda’s oudste zoon, Er. Hij sterft door een straf van God. Juda stelt dan het leviraatshuwelijk voor tussen de tweede zoon, Onan, en Tamar. Onan stemt daar tegen zijn wil mee in en wil niet voor kinderen zorgen, omdat hij dat dan doet voor zijn oudere broer. In Deuteronomium staat het leviraatshuwelijk uitgelegd. Het is bedoeld om de weduwe die geen zoon gekregen heeft, te beschermen en te voorzien in haar dagelijkse behoeften. Verder moet dit huwelijk de erfenis van de overledene beschermen en zorgen voor orde en structuur in de samenleving. Er is in de wet wel ruimte voor de zwager om af te zien van dit huwelijk. In dat geval mocht de weduwe met iemand buiten de familie trouwen. Ook Onan sterft door een straf van God en dan heeft Juda een derde zoon, maar Juda stelt een huwelijk tussen deze zoon en Tamar uit. Hij laat Tamar teruggaan naar haar ouderlijk huis, maar als een weduwe, dat wil zeggen dat zij gebonden is aan de familie van Juda. Ze is bestemd om met haar zwager te trouwen en mag niet meer met een ander trouwen. Tamar gaat bij Juda weg, maar Juda heeft nog het gezag over haar, dat blijkt als Tamar zwanger is geworden en Juda over haar oordeelt.
Juda is bang dat zijn derde zoon ook zal sterven. Zijn drie zonen waren gekomen uit een huwelijk buiten Gods wil om. Juda was bij zijn familie weggegaan en was met een heidense vrouw getrouwd. Het brengt hem van het ene probleem in het andere. Als de tweede zoon gestorven is, stuurt hij Tamar terug, en laat hij Tamar onnodig lang wachten op het moment dat ze met de derde zoon, Sela, mag trouwen. Als Juda op een keer onderweg is naar Timna doet Tamar zich voor als hoer en heeft hij gemeenschap met haar. Hij is er indirect de oorzaak van dat Tamar dit doet. Voor Juda heeft het verhaal een heel pijnlijk vervolg. Juda dacht even een hoer te kunnen bezoeken zonder dat iemand er weet van had, maar de gebeurtenis krijgt publieke aandacht. Het bizarre is dat Juda hier zelf aan meewerkt. Hij vestigt de aandacht op de daad van Tamar, door haar ter dood te veroordelen, maar weet niet dat hij er zelf bij betrokken was. Hij zal toch behoorlijk geschrokken zijn toen Tamar met het bewijs kwam dat hij degene was die de hoer bezocht had. Juda is behoorlijk hypocriet bezig door Tamar te veroordelen terwijl hij het geen probleem vindt om zelf een hoer te bezoeken. Juda geeft toe dat hij fout zat. Hij veroordeelt Tamar niet meer, sterker nog, hij zegt zelfs dat ze in haar recht staat, vers 26, omdat ze Sela nooit tot man gekregen heeft.
Genesis 39
Hoofdstuk 39 vertelt verder over Jozef. In het vorige hoofdstuk zagen we hoe Juda op meerdere manieren de fout in ging. Hij verliet vrijwillig het huis van zijn vader. Door de ontrouw van Juda komt de trouw van Jozef in dit hoofdstuk nog meer naar voren. Jozef is verkocht als slaaf en terecht gekomen bij Potifar, een hoveling van de farao. Potifars vrouw krijgt een oogje op Jozef en gaat daarna grenzen over, maar Jozef blijft trouw aan de God van Abraham, Izak en Jakob.
Het eerste vers begint ermee dat Jozef naar Egypte was meegenomen. Het werkwoord dat gebruikt wordt betekent ‘naar beneden gaan’, dus letterlijk staat er dat hij afdaalde naar Egypte. Egypte ligt in het zuiden, vandaar afdalen, maar het geeft ook aan dat Jozef vernederd werd. Van de voorkeurspositie van zijn vader komt hij terecht in de slavernij en zelfs in de gevangenis. Zijn broers hebben hem eerst letterlijk vernederd door hem in de put te gooien. Nu wordt hij vernederd door voor een heidense baas te moeten werken. Toch is God ook hier bij hem en Hij verhoogt Jozef door hem langzaam op te laten klimmen tot hij uiteindelijk bijna de belangrijkste man van het land is.
Jozef is in Egypte tot zegen voor het huis van Potifar en voor de mensen in de gevangenis. God had meerdere keren tegen Abraham, Izak en Jakob gezegd dat ze tot zegen zouden zijn voor de volken. De mensen in hun omgeving erkenden dat God met hen was, zoals de Filistijnse koning Abimelech. Toch deelde niet iedereen in de zegen, want er ontstond ruzie tussen de knechten van Abimelech en die van Abraham en Izak. Ook Lot ging bij Abraham vandaan en leefde zonder zijn zegen in Sodom. De mensen die zich verwijderen van de aartsvaders missen hun zegen. Het bijzondere van Jozef is dat hij, zij het noodgedwongen, de mensen opzoekt en zo delen zij in zijn zegen. De kerk heeft ook nu de opdracht een licht in de wereld te zijn en een stad op een berg. Ze kan zich niet verstoppen, maar moet de mensen opzoeken. Het is zoals een man die de roeping kreeg om naar Kroatië te gaan om betrokken te zijn bij vluchtelingenwerk, ontwikkelingswerk en zendingsprojecten. Er was veel onbegrip, ook van de kant van de lokale mensen. Hij kreeg een keer bezoek van de politie die vroeg wat hij er deed, want er waren roddels over zijn gezin. Waarom zou iemand willen werken in een onbeduidende provincie in Kroatië, onder Serviërs en moslims en veel ouderen? Mensen in Nederland waren bezorgd of hij er wel gelukkig zou zijn, hoe het moest met zijn kinderen en of hij wel pensioen opbouwde. De zendeling merkte dat hij gelukkig werd door er te zijn voor de mensen die anders door niemand geholpen zouden worden. Dat maakte hem gelukkiger dan een voorspoedig leven in Nederland.
Het gaat Jozef goed af in het huis van Potifar, omdat de Heere met hem is. Op meerdere manieren wordt er gezegd dat God bij hem is en hem zegent. Alles wat hij doet, laat God goed slagen. Er staat niets over Jozefs harde inzet of dat hij zo goed is, maar de aandacht gaat uit naar God Die door hem heen werkt. God zorgt er ook voor dat Jozef genade vindt in de ogen van Potifar. Sommige vertalingen maken hier iets algemeens van, dat Potifar Jozef goedgezind is. Het is jammer als een Hebreeuwse uitdrukking zoals ‘genade vinden in de ogen van’ uit de vertaling verdwijnt. Een ander voorbeeld is dat de uitdrukking ‘aan de voeten zitten van’ soms wegvalt in de vertaling, zoals Paulus die aan de voeten zit van Gamaliël. Dat wordt dan dat hij onderwezen is door Gamaliël. Potifar ziet dat Jozef zijn werk bovengemiddeld goed doet, maar hij ziet ook dat de Heere met hem is, vers 3. God geeft hem er de ogen voor om dat te kunnen zien, want dat is niet vanzelfsprekend. Iemand kan hard werken en goed werk leveren, maar toch geen erkenning krijgen. God geeft Potifar het inzicht dat Hij met Jozef is en Jozef ziet de genade van God in de ogen van Potifar. Daarmee is Potifar geen gelovige, maar God geeft genade via een ongelovige, zoals Jakob Gods genade ontving door Ezau die hem goedgezind was geworden toen hij na twintig jaar terugkwam uit Haran.
Benedictus van Nursia stichtte het klooster Monte Cassino en schreef de Regel van Benedictus voor de kloostergemeenschap. Van zijn ouders moest hij in Rome gaan studeren, maar vanwege het zedeloze leven van zijn medestudenten wilde hij er weg. Hij ging niet terug naar zijn ouders, maar liet alles achter en zocht God in de eenzaamheid. Hij leefde in een spelonk, maar kreeg bekendheid onder de mensen. Sommigen drongen er bij hem op aan om anderen toe te laten om samen God te dienen. Benedictus wilde dat niet, omdat hij bang was dat zij zijn strenge leefregels niet zouden kunnen houden. En inderdaad wekte zijn zuiverheid en strengheid de frustratie op bij anderen. Sommige wilden hem vergiftigen. Toen dat mislukte probeerde de plaatselijke priester hem met vrouwen te verleiden. Ook dat mislukte en Benedictus verhuisde naar een andere plaats. Ook Jozefs zuiverheid wordt op de proef gesteld door de vrouw van Potifar. Maar Jozef gaat er niet op in en rent bij haar weg. Luther zegt hierover dat Jozefs geestelijke erfgoed het verschil maakte in zijn beslissing. Het Woord dat in de jonge Jozef geplant was, was volgroeid en vruchtbaar. De reinheid van Benedictus wekte jaloezie en frustratie op bij anderen. De vrouw van Potifar kan het ook niet hebben dat Jozef wel trouw is. Op een goedkope manier beschuldigt zij Jozef van ontucht.
Jozef komt in de gevangenis terecht. Hij lijkt nog dieper in de problemen te zijn gekomen, maar in Gods plan is het weer een stap in de goede richting, want hij komt in de gevangenis waar de gevangenen van de koning zitten. Het is een voorbereiding op zijn positie aan het hof van de farao.
Genesis 40
Je zult maar ten onrechte veroordeeld worden. Het is Jozef overkomen. Hij kwam onterecht in de gevangenis, volgens Genesis 41:1 minstens twee jaar. Het was zijn woord tegen dat van de vrouw van Potifar. Als een buitenlandse slaaf tegenover de vrouw van een hoveling staat, is de uitkomst van het proces voorspelbaar. Tegenwoordig zitten mensen weleens jarenlang gevangen, omdat ze ten onrechte veroordeeld zijn. In 1989 werden vijf zwarte tieners ten onrechte veroordeeld voor de verkrachting van een jonge witte vrouw in New York. Zes tot dertien jaar zaten de jongens vast. In 2002 bekende een serieverkrachter dat hij de vrouw verkracht had. De zaak is heel bekend geworden, omdat het laat zien hoe angst, racisme en persoonlijke ambities het recht kunnen verdraaien. De laatste jaren is deze zaak opnieuw onder de aandacht gekomen, omdat president Trump de veroordeling destijds bekrachtigde. Jozef wordt veroordeeld, omdat hij niet meegaat in de plannen van de vrouw van Potifar om een buitenechtelijke relatie te beginnen. Potifar is te bang om recht te spreken en gaat de makkelijkste weg door zijn vrouw direct gelijk te geven. God laat het onrecht toe, omdat Hij er een bedoeling mee heeft. Jozef moet op deze manier onderkoning worden en zo zijn familie van voedsel voorzien tijdens de jarenlange hongersnood.
Op het moment dat Jozef gevangen zit, heeft hij nog geen idee van Gods bedoeling met zijn leven. Hij zal hooguit nog eens teruggedacht hebben aan zijn dromen over de korenschoven en de zon, maan en sterren die voor hem bogen, maar dat lijkt verder weg dan ooit. Jezus spreekt in de Bergrede de mensen zalig die ten onrechte moeten lijden. Hoe kan iemand onrechtvaardig lijden volhouden? Door te denken aan Christus en aan alles wat Hij heeft meegemaakt. God is bij Jozef in de gevangenis. Als er van de aartsvaders Abraham, Izak en Jakob gezegd wordt dat God met hen is, heeft het tot gevolg dat ze welvarend worden. Bij jij Jozef zal dat uiteindelijk ook gebeuren, maar eerst wordt hij diep vernederd. Jozef wordt in de gevangenis gewaardeerd en krijgt grote verantwoordelijkheid. In dit hoofdstuk staat hoe hij de dromen van de schenker en de bakker met Gods hulp kan uitleggen. Hij heeft eerder zelf gedroomd en legt nu de dromen van anderen uit.
De schenker en de bakker zijn terecht in de gevangenis gekomen, want ze hebben ‘gezondigd’ tegen de koning. Er staat het bekende woord voor zonde, dat ook Jozef gebruikt wanneer hij tegen de vrouw van Potifar zegt dat het zonde tegen God zou zijn om bij haar te komen. De koning is erg boos op de mannen en daarom wordt de bakker ter dood veroordeeld. Voor de schenker is er waarschijnlijk ontlastend bewijs gekomen. Terwijl ze in de gevangenis wachten op hun vonnis, krijgen ze allebei een droom. Het zijn niet de minste mannen. Ze zijn het hoofd over hun afdeling. Jozef moet hen in de gevangenis bedienen. Dromen werden in die tijd gezien als een belangrijke manier om goddelijke boodschappen door te geven. Jozef erkent dat, maar niet dat er magiërs nodig zijn om ze uit te leggen, want God is de Uitlegger. De schenker en bakker kunnen in de gevangenis geen magiërs raadplegen en zo krijgt Jozef de gelegenheid om te laten zien dat zijn God de betekenis weet.
In beide dromen gaat het om drie dingen: drie ranken bij de schenker en drie manden bij de bakker. Ze verwijzen naar drie dagen. De derde dag is in de Bijbel wel vaker een beslissende dag, zoals Abraham op de derde dag bij de berg aankwam om Izak te offeren. De derde dag is bij Jozef de verjaardag van de koning. Hij richt een grote maaltijd aan en heeft daar veel personeel voor nodig. Ook de schenker is weer nodig. De bakker heeft een opmerkelijke droom. Hij zal er eerst van geschrokken zijn, maar als hij de mooie uitleg bij de schenker hoort, is hij benieuwd wat hem te wachten staat. Dat pakt echter heel anders uit. Hij zal opgehangen worden en de vogels zullen het vlees van hem afeten, zoals de vogels in de droom de mand op zijn hoofd leegaten.
Drie keer in dit hoofdstuk staat er ‘het hoofd opheffen’. Na drie dagen zal de farao het hoofd van de schenker opheffen. Hij wordt weer in ere hersteld. In Psalm 3 zegt David dat God zijn eer is, en dat God zijn hoofd opheft. Toch betekent de uitdrukking ‘het hoofd opheffen’ niet altijd dat iemand in ere hersteld wordt of in vrijheid gezet, want het wordt ook over de bakker gezegd. Het hoofd opheffen heeft de algemenere betekenis van ‘voor de koning verschijnen’, ‘opgeroepen worden’. In vers 20 staat voor de derde keer ‘het hoofd opheffen’ met betrekking tot de schenker en de bakker als ze voor de koning moeten verschijnen. De wegen van de twee mannen gaan totaal uiteen. De één wordt opgehangen en de ander in eer hersteld. Het doet denken aan Gods laatste oordeel, waarbij de één zal worden vrijgesproken en de ander verdoemd.
De schenker is zijn tijd in de gevangenis gauw vergeten. Zijn verantwoordelijkheden aan het hof nemen hem weer in beslag. En dat terwijl Jozef hem van tevoren op het hart gedrukt heeft om hem bij de koning te noemen als hij vrij zal komen. Voor Jozef betekent het een verlenging van zijn onterechte straf. Even leek er een mogelijkheid te zijn om weg te komen, maar na een tijd zal Jozef die hoop hebben opgegeven. God heeft echter een beter plan met Jozef. Hij mag de dromen van de koning uitleggen, zo zullen we in het volgende hoofdstuk zien.
Genesis 41
David Beasly, directeur van het World Food Programme waarschuwt dat er door de coronacrisis een grote hongersnood kan komen: “Als we niet heel stevig ingrijpen dreigt er een plaag van Bijbelse proporties.” Landen zijn in lockdown, waardoor het leveren van voedsel moeilijk is geworden. Als de voedseldistributie stil komt te liggen, zullen er de komende maanden 300.000 mensen per dag sterven. De organisatie en iedereen die zich betrokken voelt, staat voor een enorme uitdaging. In Genesis 41 is het de aartsvader Jakob die niet weet dat hij en zijn familie over een aantal jaar met een verschrikkelijke hongersnood te maken zullen krijgen. God overziet de toekomst en heeft een plan om Jakob en zijn familie door de hongersnood heen te helpen. Hij laat de farao dromen over de hongersnood en Jozef krijgt een hoofdrol in de preventie en bestrijding van de honger.
Jozef is onschuldig in de gevangenis terechtgekomen. Sterker nog, als hij mee had gedaan met het slechte plan van de vrouw van Potifar, was het niet gebeurd. Wanneer de schenker en de bakker een droom krijgen en Jozef deze met Gods hulp uitlegt, denkt Jozef dat hij uit de gevangenis bevrijd kan worden. Dit lijkt voor hem een uitgelezen kans om weg te komen. Hij bindt de schenker op het hart om aan hem te denken zodra hij weer bij de farao zal zijn. Jozef heeft een mooi ontsnappingsplan bedacht, maar God werkt er niet aan mee. Jozef moet een zwaardere weg gaan, maar met een betere bestemming. Jarenlang blijft hij in de gevangenis, tot het moment komt dat God het genoeg vindt. Op Gods moment denkt de schenker weer aan Jozef. Mensen kunnen, wanneer ze in de problemen komen, terugdenken aan eerdere beloften of dingen die ze recht moeten zetten.
De farao droomt eerst van zeven vette koeien die door zeven magere koeien worden opgegeten. De tweede droom is nog bijzonderder, want zeven vette aren worden door zeven magere aren opgegeten. De tweede is nog opmerkelijker dan de eerst. Koeien zijn dan wel geen vleeseters, maar hebben wel een bek om te kunnen eten. Aren daarentegen kunnen onmogelijk andere aren opeten. Eerst mogen de magiërs van de farao hun uitleg geven. Volgens de joodse uitleg hebben de magiërs allerlei verschillende uitleggingen voorgedragen. Zo zouden ze gezegd hebben dat de eerste droom betekent dat farao zeven dochters zal krijgen en daarna zeven dochters zal moeten begraven. En de tweede droom zou betekenen dat farao zeven steden zou bouwen en dat daarna zeven steden zouden worden veroverd. Maar farao is niet tevreden met de uitleg. Er moet meer aan de hand zijn.
De farao krijgt twee dromen waardoor God een boodschap aan hem en het land Egypte brengt. Dromen spelen een belangrijke rol in de Jozefverhalen in Genesis. Jozef droomde twee keer dat hij geëerd zou worden door zijn familie en ook het hoofd van de schenkers en het hoofd van de bakkers hadden een droom. Je kunt wel eens één keer een opmerkelijke droom hebben, maar Jozef en de farao hebben twee keer een droom met dezelfde betekenis. Jozef legt aan farao uit dat hij twee keer een droom kreeg, omdat het voor God vaststaat dat het gaat gebeuren en ten tweede omdat God er haast achter zet om het te laten gebeuren. God geeft door wat er zal gaan gebeuren. De droom is geen waarschuwing in de zin dat als farao zich zou bekeren, de hongersnood voorkomen kan worden. Het is onomkeerbaar, maar farao kan wel zijn voorzorgmaatregelen nemen zodat de gevolgen beperkt blijven.
De farao gelooft de uitleg van Jozef, die natuurlijk Gods uitleg is. Het komt overtuigend op de farao over. Waarom zou deze uitleg hem wel overtuigen en die van zijn magiërs niet? Mensen kunnen soms aanvoelen dat er iets bijzonders aan de hand is: dat God aan het woord is. Dat gebeurt ook als Jezus de mensen onderwijst. Ze merken dat zijn onderwijs zo anders is dan dat van de Farizeeën en Schriftgeleerden. Jezus spreekt met gezag en niet als de andere leraren. Farao erkent dat de Geest van God in Jozef is. Opvallend is dat de farao het heeft over de Heilige Geest. De Geest wordt in het Oude Testament niet veel genoemd en uitgerekend de farao noemt de Geest hier. Soms is er bij buitenstaanders nog meer erkenning voor Gods werk dan bij degenen die Hem kennen. Zijn wij nog verwonderd als God door iemand spreekt?
In tijden van crises komen ineens mensen op de voorgrond te staan die eerst volledig onbekend waren. In de tijd van de coronacrisis wordt het land ineens bijna bestuurd door bepaalde deskundigen. Jozef wordt ook van de ene op de andere dag aangesteld over het hele land. Heel de bevolking moet zijn besluiten opvolgen. Op basis van het uitleggen van twee dromen wordt de gevangene Jozef een onderkoning. Gods weg met hem verloopt heel wonderlijk. Wat geeft het een voldoening om na al die tijden van lijden en beproevingen eerherstel te krijgen. God had hem op de proef gesteld en hij had God niet de rug toe gekeerd. God bevrijdt hem niet alleen uit de gevangenis, maar geeft hem nog veel meer dan hij ooit gehad heeft. De veranderingen die Jozef ondergaat zullen hem verbaasd en overrompeld hebben. Hij krijgt de ring van de farao, kleding van fijn linnen en een wagen met een menner erbij. Het is niet helemaal duidelijk wat de mensen die voor de wagen uitliepen moesten roepen, maar waarschijnlijk zoiets als: “Attentie, aan de kant!” Jozef krijgt ook een Egyptische naam, Zafnath-Paäneah, wat zoiets betekent als: de god zegt, dat hij zal leven. Hij trouwt met de dochter van een priester. De stad On was een belangrijke stad en het middelpunt van de verering van de zonnegoden Re en Atum. Voordat de zeven jaren van voorspoed voorbij zijn, krijgt Jozef twee zonen. De namen van de zonen, Manasse en Efraïm, gebruikt Jozef om te laten merken dat God hem verlost heeft uit de ellende. Zijn nieuwe situatie laat hem alle ellende vergeten en hij is met twee zonen dubbel gezegend.
Genesis 42
Jozef pakt zijn broers hard aan. Eindelijk, na al die jaren, ziet hij zijn familie weer terug. Hij zal duizenden mensen gezien hebben, maar nu ziet hij zijn eigen broers. Ze moesten wel komen, want anders zouden ze omkomen van de honger. Jozef gedraagt zich geheimzinnig. Hij houdt zijn identiteit verborgen. Hij blijft de onderkoning voor hen. Hij behandelt zijn broers anders dan de anderen, maar wel in negatieve zin. Hij verwijt hen dat ze spionnen zijn en de zwakke plekken van het land komen opzoeken. Waarom maakt hij zich niet bekend als hun broer en vertelt hij niet hoe God op een wonderlijke manier zijn leven gespaard heeft? Het had een mooie en feestelijke ontmoeting kunnen worden.
John Knox, de reformator van Schotland, had in de zestiende eeuw contact met koningin Mary Stuart. Zij probeerde de Roomse gebruiken weer in de kerk terug te brengen en zo de Reformatie terug te draaien. Toen ze nog maar net aan de macht was, liet zij direct weer de mis voorlezen. John Knox had openlijk kritiek op haar en zei dat één mis hem banger maakte dan 10.000 vijandelijke soldaten. De koningin pakte hem stevig aan en riep hem ter verantwoording. Na dit incident waren er meer confrontaties tussen de twee. Hoewel zij hem hard aanpakte en probeerde te veroordelen, lukte het niet. Ondanks de tegenslagen kon Knox lange tijd doorgaan met zijn werk.
Jozef houdt zijn broers in deze confrontatie op afstand, bijvoorbeeld door middel van de tolk. Als hij zijn broers ziet, krijgt hij niet de neiging om zich te wreken. In zekere zin is hij nog heel vriendelijk voor zijn broers, want wie zou niet van de gelegenheid gebruikmaken om de broers eens goed de waarheid te vertellen? In plaats daarvan komen de dromen van Jozef weer bij hem op. Aanleiding daarvoor is dat zijn broers voor hem buigen, net als de zon, maan en sterren die in zijn droom voor hem bogen en de korenschoven die bogen voor die ene schoof in het midden die rechtop stond. We kunnen niet in Jozefs gedachten kijken, maar waarschijnlijk houdt hij afstand, zodat al zijn broers voor hem zullen buigen. Hier ontbreekt één broer, Benjamin. Jozef weet dat God al zijn beloften vervult, dus hij wacht op de volledige vervulling. Hij neemt geen genoegen met een halve vervulling. Op een opmerkelijke manier stuurt hij de broers zo dat ze doen wat hij wil.
Achter het handelen van Jozef zien we hoe God omgaat met de broers. Aan de ene kant is Hij genadig, Hij spaart hen, maar aan de andere kant gaat hij een moeilijk weg met hen. Jozef is in Genesis iemand die lijkt op Christus. We mogen naar Christus toe gaan om te ontsnappen aan onze geestelijke hongersnood. Als wij in ons leven de geestelijke honger niet hebben laten stillen, zullen wij voor eeuwig omkomen. Wij lijken ook op de broers omdat wij ons misdragen hebben. De broers hadden er weinig moeite mee om Jozef uit de weg te ruimen om daar zelf beter van te worden. Wij maken niet precies dezelfde fouten als de broers, maar subtieler en meer binnen in ons, in ons hart, een boze gedachte of verwensing over iemand. Jezus leert ons dat de zonden van binnen voor God net zo slecht zijn als fysieke overtredingen.
Als wij met onze problemen bij God komen, wil Hij ons graag helpen. Hij weet wat ieder nodig heeft, Hij levert maatwerk. Hij is genadig, Hij wil onze schuld wegnemen. Hij rekent niet met ons af. Toch gaat het daarna wel op Zijn manier. Als wij vinden dat Jozef zijn broers te hard aanpakt, vinden wij misschien ook wel dat God ons soms te hard aanpakt. Waarom neemt Hij niet direct onze problemen weg? Waarom geeft God geen genezing? Waarom kan iemand maar geen nieuwe baan vinden? Waarom blijft een relatie slecht?
Jozef wil zich niet bekend maken voor hij zijn broer Benjamin gezien heeft. Vader Jakob is na de schijnbare dood van Jozef extra voorzichtig met de tweede zoon die hij bij zijn geliefde vrouw Rachel gekregen heeft. Als ouders iets ernstigs met hun kind meemaken, heeft dat gevolgen voor hun andere kinderen. Toch zou het verlies van Jozef Jakob ook aan het denken moeten hebben gezet. Ergens was het ook door zijn gedrag dat Jozef dit is overkomen. Het frustreerde de broers dat Jozef zo werd voorgetrokken. Paulus schrijft dat vaders hun kinderen niet tot toorn moeten verwekken. Wat Jakob deed, was vragen om moeilijkheden. Het verlies van Jozef heeft voor weinig verandering gezorgd in het huis van Jakob. Hij is veranderd in een oude man die weinig plezier aan het leven beleeft. Zoals hij eerst Jozef een voorkeursbehandeling gaf, zo geeft hij dat daarna aan Benjamin. Die hoeft de gevaarlijke reis naar Egypte niet te maken.
Het verlies van Jozef heeft ook de broers nauwelijks veranderd. Ze hebben hun geheim en hun schuld diep weggestopt. Maar hier in Genesis 42 zien we hoe het weer naar boven komt. Als ze door Jozef gevangen worden gehouden, begint hun geweten weer te spreken. In moeilijke tijden is de stem van het geweten soms beter te verstaan. Na het vertrek van Jozef naar Egypte hebben de broers geen moment serieus geprobeerd hun schuld te belijden aan God en hun vader, bijvoorbeeld door eerlijk te vertellen wat er was gebeurd. Ze hadden ook kunnen proberen Jozef op te zoeken in Egypte. Het lijkt veel moeite om iemand in een vreemd land te zoeken, maar toch komt het voor. Als ze echt zouden willen, waren er genoeg mogelijkheden om iets aan hun schuld te doen.
De onderkoning Jozef zet de relatie met zijn broers nog verder op scherp door het geld waarmee ze het koren gekocht hebben, terug te stoppen in hun zakken met koren. Als ze bij hun vader thuiskomen, vertellen ze deze keer het slechte nieuws wel eerlijk. Jakob wordt boos en verwijt hen dat ze op deze manier al zijn kinderen van hem afnemen. Jozef, Simeon die als gevangene bij Jozef achterbleef, en straks Benjamin nog.
Genesis 43
Het is duidelijk dat de oude Jakob de regie over zijn leven en dat van zijn gezin verloren heeft. Er is hongersnood en hij kan niet meer zelf voor zijn familie zorgen. De enige oplossing lijkt te zijn om Benjamin mee te laten gaan naar de schijnbaar onbetrouwbare en grillige onderkoning. Toen Jakob jong was, nam hij zelf het heft in handen. Hij bedroog met de hulp van zijn moeder zijn eigen vader en broer om zo de eerstgeboortezegen te krijgen. Hij vond dat hij daar recht op had en wist wel hoe hij die kon bemachtigen. Toch heeft hem dat niet gebracht wat hij hoopte. Hij moest juist vluchten en zijn leven werd in één klap totaal onzeker. Deze onzekerheid leert hem om op God te vertrouwen in plaats van op zichzelf. In zijn leven maakt hij heel wat mee en daardoor krijgt hij steeds meer levenservaring. In Genesis 43 staat hij weer voor een dilemma. Zal hij zijn zoon Benjamin mee laten gaan naar Egypte met het risico dat hij ook zijn tweede zoon van zijn vrouw Rachel zou verliezen? Jakob weet niet goed wat hij zal doen. De problemen brengen hem tot radeloosheid. Zit hij in een geloofscrisis? God heeft Jakob in Bethel beloofd dat Hij met hem zou zijn en hem zou beschermen, Genesis 28. Een kind van God kan dus hopen op Gods beloften, maar tegelijk niet goed weten hoe hij de problemen doorkomt. De positieve boodschap van deze situatie van Jakob is dat, ondanks dat de moeilijkheden voor Jakob te groot zijn, God zijn leven leidt. Eigenlijk stelt Jozef hier zijn familie op de proef. Hij staat boven de problemen en weet dat het goed gaat aflopen.
De broers doen hun best om hun vader te overtuigen Benjamin mee te laten gaan. Ze beseffen dat ze anders sterven van de honger. Ze moeten terug naar die opmerkelijke man in Egypte die hun het koren verkoopt. Ze spreken, als het over Jozef gaat, steeds over ‘die man’. Er klinkt weinig ontzag in door voor Jozef de onderkoning, maar daar heeft Jozef zelf aan bijgedragen door hen zonder echte bewijzen te beschuldigen van spionage. Eerst probeert Ruben zijn vader te overtuigen, zie het vorige hoofdstuk. Hij durft er het leven van zijn twee zonen voor op het spel te zetten. Als Benjamin iets zou overkomen, mogen zijn zonen gedood worden. In hoofdstuk 43 neemt Juda het initiatief. Het is moedig dat deze broers zich inzetten voor hun familie. Bij Juda zijn de omstandigheden nijpender dan bij Ruben, die het voorstel deed toen ze net terugkwamen uit Egypte. Hier bij Juda is het voedsel op en heeft Jakob weinig keus. Juda stelt niet zijn zonen op het spel, maar zijn eigen leven. Het wil niet direct zeggen dat hij zal sterven als Benjamin niet terug zal komen, maar wel dat hij zijn leven lang bij Jakob in de schuld staat, zo legt hij dit zelf uit als hij in het volgende hoofdstuk in gesprek is met Jozef.
Jozef heeft het zijn broers moeilijk gemaakt, maar het heeft positieve gevolgen. We zien hier dat Ruben en Juda veel op willen offeren om hun familie te redden en beschermen. Ze hebben veel over voor hun jongste broer. Ze nemen het op voor de nieuwe lievelingszoon van hun vader. Ze krijgen als het ware een nieuwe kans. Bij Jozef hebben ze gefaald, maar bij Benjamin laten ze verbetering zien. Hun meedogenloosheid en egoïsme is veranderd in opofferingsgezindheid. Juda laat door zijn eigen leven in te willen zetten, iets zien van wie Jezus is. Het is een bekende vergelijking, Juda en Jezus. Bij Juda blijft het alleen bij een voornemen en bij woorden, maar bij Jezus gebeurt het daadwerkelijk. Voor Juda is het niet nodig dat hij zijn leven geeft, zoals Abraham ook het leven van Izak niet hoefde te geven. De gezindheid van hun hart was voor God belangrijk en genoeg. Dat geldt niet voor Jezus. God spaarde Juda, maar niet Zijn eigen Zoon, omdat Hij de straf op al onze zonden moest dragen. Het heeft God zo veel gekost om voor ons vergeving van de zonden en schuld mogelijk te maken. Laten we er daarom dan niet te makkelijk over denken.
Juda speelt in het volgende hoofdstuk een centrale rol als hij Jozef probeert te overtuigen om Benjamin niet gevangen te nemen, maar eerst is er de ontmoeting tussen Jozef en de broers. Jakob heeft zijn zonen toestemming gegeven om Benjamin mee te nemen, samen met veel geld ter compensatie van de vorige keer. De manier waarop Jozef hen behandelt is minstens zo verwarrend als de vorige keer. Er wordt niets meer gezegd over hun spionage, dat zal voor opluchting gezorgd hebben, maar ze worden zonder uitleg meegenomen naar het huis van Jozef. Ze zijn bang dat ze worden afgerekend op het feit dat ze hun geld vorige keer weer hadden meegenomen. In het huis van Jozef worden ze gerustgesteld dat dat niet de reden is dat ze moeten komen. Het zullen vreemde uren geweest zijn toen ze in het huis van Jozef op hem hebben moeten wachten. De onderkoning Jozef stelt allerlei vragen over hun familie en ze mogen zomaar bij hem eten. Het is voor de broers een vreemde maaltijd, geen maaltijd tussen vrienden. Ze zitten uit elkaar, omdat Egyptenaren niet met Hebreeën eten. Verder worden de broers bang als ze op volgorde moeten gaan zitten. Jozef geeft Benjamin vijf keer zo veel als de anderen, zoals hij hem later ook vijf keer zo veel kleren zal geven. De verwarring onder de broers wordt steeds groter en de spanning loopt op.
Genesis 44
Volgens een joodse uitleg heeft Jakob een brief meegegeven met zijn zonen die voor Jozef bestemd was. Jakob was erg bezorgd dat Benjamin iets zou overkomen, daarom stuurt hij een brief aan Jozef, in de brief uiteraard Zafnath-Paäneah genoemd. Daarin roept hij hem op om goed voor Benjamin te zorgen. Hij legt eerst uit dat zijn familie vanwege de zware hongersnood naar Egypte is gekomen om graan te kopen. Op aandringen van zijn zonen heeft hij hen een tweede keer laten gaan. In de brief spreekt hij respectvol over de onderkoning, maar hij waarschuwt hem ook. Hij wijst hem erop hoe God de farao en koning Abimelech gestraft heeft en nog zwaarder wilde straffen toen zij Sara, wegnamen bij Abraham. Hij vertelt ook dat zijn familie krachtig kan optreden, zoals Abraham die de zeven koningen van Elam achtervolgde en Simeon en Levi die wraak namen op de Sichemieten. Het is dus ook in zijn eigen belang om Benjamin goed te behandelen.
In Genesis 44 zien we hoe Jozef zijn plan verder uitvoert. Hij zet zijn broers onder druk om te zien of ze in al die jaren veranderd zijn of dat ze nog net zo slecht zijn. In Genesis 43 staat hoe hij de broers bijzonder gastvrij laat behandelen. Ze mogen zelfs bij hem in huis eten. Als ze weer naar huis gaan, laat hij zijn knechten het geld en zijn zilveren beker in de zakken graan stoppen. Bij hun eerste bezoek liet Jozef alleen de buidels met geld terug stoppen, nu voegt hij zijn zilveren beker eraan toe. De broers hadden van de vorige keer kunnen weten dat hun geld weer terug gestopt zou kunnen worden, maar als de mannen van Jozef hun achterhaald hebben en ze de zakken willen doorzoeken, zijn ze zich nergens van bewust.
Hij laat zijn zilveren beker in de graanzak van Benjamin stoppen. Aan het eind van het vorige hoofdstuk stond dat de broers te veel gedronken hadden. De bekers waren iets te vaak met wijn gevuld. Nu staat de beker symbool voor de ontrouw aan de onderkoning. Jozef had de broers goed laten verzorgen, zodat hij ze nu kon aanklagen. Zijn goede zorgen beantwoorden ze met het stelen van zijn beker. Deze beker speelde ook een rol bij het nemen van beslissingen.
Jozef doet alsof hij erg boos is op de broers. Hij zet de broers onder druk om te zien hoe ze met hun jongste broer omgaan. Jozef stelt aan zijn broers voor om Benjamin achter te laten zodat ze zelf in vrijheid weer terug kunnen. Het lijkt een mooi voorstel, ze zijn dan zelf direct uit de problemen. Nu zal blijken wat ze voor Benjamin over hebben. Benjamin is de jongste zoon, de lievelingszoon van Jakob, omdat hij de zoon van Rachel is. Benjamin heeft in het gezin van Jakob de positie die Jozef eerst had. Als Jozef dus weet hoe ze met Benjamin omgaan, weet hij eigenlijk hoe ze nu met hem zouden omgaan. Zouden de broers om Benjamin geven of zouden ze hem rustig achterlaten?
Jozef zet zijn relatie met de broers op scherp. Als zij Benjamin zouden achterlaten, zouden ze voor hun eigen belang kiezen en dan zou Jozef ook zijn identiteit niet bekend maken. Dan zou definitief de band met zijn familie zijn doorgesneden. Maar dan staat Juda op. Nota bene Juda, de man die voorstelde om Jozef aan de karavaan te verkopen. Door hem had Jozef die zware jaren in Egypte moeten doorbrengen. Hij probeert niet te verklaren hoe het komt dat de zilveren beker in Benjamins zak terecht is gekomen, maar zegt dat God dit gedaan heeft vanwege hun misdaad tegen Jozef. Hij beseft dat hij niet tegen Gods handelen in kan gaan. Hij is bereid gevangen genomen te worden. Hij is dus bereid dezelfde weg te gaan als Jozef, maar hij wil dat Benjamin terug mag naar huis. Hij legt uit waarom Jozef hun broer Benjamin echt niet bij zich kan houden. Juda vertelt dat hij in de schuld staat bij zijn vader als hij zonder Benjamin terug gaat. Maar in zijn betoog om Benjamin vrij te krijgen, stelt hij niet zijn eigen belang voorop maar dat van zijn vader. Zijn vader zal dan zijn laatste dagen in groot verdriet doorbrengen. Dat kan de onderkoning niet maken. Juda is vooral bezorgd om zijn vader.
Een 94-jarige man, meneer Hoek, deed tijdens de coronacrisis een oproep aan jongeren om zich aan de regels te houden, zodat het virus zich niet verder zou verspreiden. Sommige mensen hielden met hun nonchalante gedrag te weinig rekening met kwetsbaren en beseften niet in welke gevaren ze anderen brachten. Jongeren wilden bijvoorbeeld graag een examenfeestje, maar dat werd dan afgelast. Een deel van de jongeren wil op een andere manier, tegen de regels in, toch naar feestjes blijven gaan met het gevaar dat uiteindelijk ouderen besmet zouden raken. Meneer Hoek wees jongeren er in een brief op dat hij door de Tweede Wereldoorlog tien jaar van zijn jeugd gemist had. Hij was 15 toen de oorlog begon. De jongeren van nu moeten zich een jaar inhouden en zich aan de regels houden, maar dat is altijd nog een stuk beter te doen dan opgegroeid te zijn in de oorlog. In Genesis 44 gaat het ook over rekening houden met ouderen, in dit geval met de aartsvader Jakob. De broers willen er alles aan doen om te voorkomen dat Jakob nog meer verdriet in zijn leven krijgt door het verlies van Benjamin.
Toen de broers aan Jakob vertelden dat Jozef waarschijnlijk door een wild dier gedood was, hielden ze weinig rekening met hun vader. Ze bedrogen hem. Hier willen ze hun vader niet opnieuw bedriegen. Misschien waren ze ook wel geschrokken van de gevolgen van hun leugen en hadden ze gedacht dat Jakob het na een tijdje wel zou vergeten. De broers zijn dus veranderd en geven nu wel om hun vader.
Genesis 45
“Ik ben Jozef! Leeft mijn vader nog?” Zo maakt Jozef zich aan zijn broers bekend. Hij houdt niets meer voor de broers verborgen. Hij deed dat tot nu toe wel, zoals ook de broers de informatie over Jozef nog voor hun vader Jakob verborgen hielden. Er zijn van die uitspraken die lang bekend blijven, zoals hier bij Jozef. “Ik ben Jozef! Leeft mijn vader nog?” Woorden die gesproken worden op cruciale momenten in de geschiedenis. In de Bijbel staan meerdere van die uitspraken. Om maar een voorbeeld te noemen: Pilatus roept het uit, als hij Jezus moet berechten: “Zie, de mens!”. Zulke, soms korte, uitspraken hebben vaak een grote lading in zich. Jozef heeft lang gewacht voor hij zijn identiteit bekendmaakt. Hij was als Egyptische onderkoning onherkenbaar geworden voor zijn eigen familieleden. Hij had zelf de spanning laten oplopen door zijn broers te testen. Hij wilde eerst weten of ze nog zo slecht waren als vroeger of dat ze veranderd waren. Nu gebleken is dat zijn broers nu wel geven om hun jongste broer die door vader wordt voorgetrokken en dat ze goed voor hun vader willen zorgen, heeft Jozef maar één wens: zich bekendmaken aan zijn broers. Hij maakt er geen lang verhaal van, hij zegt direct wat hij wil zeggen: “Ik ben Jozef.” Verder vraagt hij naar zijn vader. Het is geen informatieve vraag. De dag ervoor had hij al uitgebreid navraag gedaan naar zijn familie. Met de vraag ‘Leeft mijn vader nog?’ bedoelt hij eigenlijk: “Ik zou zo graag mijn vader willen zien. Hij moet weten dat het goed met mij gaat.”
Genesis 45 is een hoofdstuk met veel emotie. Jozef komt na jaren vol van ellende weer dichtbij zijn broers. We lezen eerst dat Jozef hard begint te huilen en daarna dat hij vertelt wie hij is. Er is ook veel emotie bij de broers. Ze schrikken als ze zien dat Jozef nog leeft. Wie weet wat er nu met hen gaat gebeuren? Bij Jozef is de ontlading groot, maar de broers schrikken. Ze zien een onderkoning die iedereen wegstuurt en vervolgens hard begint te huilen, zo hard dat de Egyptenaren en het huis van farao het kunnen horen. Jozef wist al niet goed wat hij moest zeggen, maar de broers zijn van schrik helemaal niet in staat iets te zeggen.
Jozef staat hier niet alleen als onderkoning maar ook een als rechtvaardige. Genesis schetst Jozef als iemand die trouw en eerlijk is. Hij staat tegenover zijn broers die misdadigers zijn. En Jozef is als onderkoning in de positie om met de broers te doen wat hij wil. De broers staan schuldig en machteloos. Jozef, het is al vaker gezegd, laat iets zien van wie Jezus is. Hij is de rechtvaardige, onschuldige, maar ook de Rechter over hemel en aarde. Wij staan tegenover Hem als misdadigers en er is niemand die ons kan helpen. De leerlingen van Jezus schrokken ook toen zij Jezus na Zijn opstanding voor het eerst weer zagen. Ze waren allemaal bij Jezus weggevlucht toen het er op aan kwam. Ze hadden Hem laten vallen en waren Hem ontrouw geworden. En dan staat Jezus daar ineens in dezelfde ruimte. Jezus spreekt de bekende woorden: “Vrede voor jullie!”
Jozef zegt: “Kom dichterbij!” Hij heeft een open en hartelijke houding. Ook Jezus zegt “Kom maar”, tegen Thomas. Thomas mag dichterbij komen om de wonden in Jezus’ lichaam te voelen. Het is niet makkelijk om voor het eerst of na lange tijd dichtbij te komen. Denk maar aan de verloren zoon in de gelijkenis, die met versleten en vuile kleren bij zijn vader aankomt. Hij durft zelf niet te dichtbij te komen. Zijn vuile kleren zouden zijn vader nog vuil maken. Een mens mag in zijn vuile kleren bij God komen. Of hebben wij geen vuile kleren, zoals de oudste zoon, en leiden wij een leven zonder God? Altijd fatsoenlijk, maar zonder God.
Jozef maakt zich aan zijn broers bekend en probeert hen gerust te stellen door te zeggen dat hij hen niets zal aandoen. Hij laat het grote plaatje zien, namelijk dat God hem vooruit gezonden heeft om voor zijn familie te zorgen.
Ben Zuidema werkte als infiltrant bij de politie. Hij begon als autohandelaar en werd toen gevraagd om mee te helpen bij het opsporen van een gestolen vrachtwagen met goederen. Hij had veel contacten en zo kon hij nuttige informatie achterhalen. Later werd hij in gevaarlijkere zaken ingezet. Hoewel hij nu niet meer werkt, is hij dagelijks bang dat iemand alsnog wraak op hem zal nemen. We moeten niet vergeten dat Jozef min of meer vijandelijk gebied binnenkomt als hij naar Egypte wordt meegenomen. Hij is uiteraard geen infiltrant, iemand die stiekem binnen probeert te dringen, maar toch is het een bijzondere reddingsoperatie. Jozef heeft het over het redden van zijn familie. Hij beseft hoe belangrijk het is dat God deze weg met hem en zijn familie gegaan is. Jozef moest niet zomaar naar Egypte. Wij beseffen dat waarschijnlijk niet goed. Wij denken dat als Jozef niet in Egypte terecht gekomen was, ze de hongersnood wel op een andere manier zouden hebben overleefd. Het gaat hier echter om een hongersnood van zeven jaar. Hier in Genesis 45 hebben ze er twee jaar van achter de rug en dan is Jakob al wanhopig. Als ze niet in het land Gosen in Egypte zouden mogen wonen, zouden sowieso al zijn dieren zijn gestorven, omdat er niks meer groeide.
De moeilijke tijd die Jozef doormaakte, was dus van levensbelang. Ook hier kunnen we denken aan Jezus, op Wie Jozef lijkt. Ook over het reddingsplan waar Jezus bij betrokken is, kunnen wij te makkelijk denken. Zoals Jozef cruciaal was voor de overlevingskansen van zijn familie, zo is Jezus voor ons van eeuwig levensbelang. Iemand kan denken dat hij het zonder Jezus ook wel redt, maar die schat de situatie verkeerd in. God biedt ons veiligheid en vrijheid aan. Laten we daar dan ook gebruik van maken.
Genesis 46
In het leven van de kerkvader Augustinus heeft zijn moeder altijd een grote rol gespeeld. Ze was heel betrokken op haar zoon, ook in de tijd dat hij op zoek was naar de zin van zijn leven. Augustinus leefde zich in zijn jeugd behoorlijk uit. Later werd hij serieuzer en kwam hij bij de sekte van de Manicheeërs terecht. Toch bleef zijn moeder altijd hoop houden dat het goed met hem zou komen. Ze bleef hem trouw, ook al werd ze daarin tegengewerkt. Zo heeft Augustinus haar eens bedrogen. Hij wilde van haar af zijn door stiekem van Noord-Afrika naar Europa te reizen. Uiteindelijk leert Augustinus God kennen en komt het goed met hun relatie. Maar al snel vindt er een grote wending plaats. Augustinus beschrijft in zijn levensbiografie De Belijdenissen dat zijn moeder binnen enkele dagen nadat ze nog samen over het leven in de hemel hebben gesproken, koorts krijgt en ernstig ziek wordt. Op de negende dag van haar ziekte in haar zesenvijftigste levensjaar sterft zij tot groot verdriet van Augustinus. De band tussen Augustinus en zijn moeder was nog maar net hecht geworden en nu stierf zij dus. De vraag komt naar boven: waarom nu al? En wat is Gods bedoeling?
Jakob maakt in zijn ouderdom een grote verandering mee die hij niet zomaar kan accepteren. Hij woont in het land dat God beloofd had te geven, maar God stuurt zijn leven een andere richting uit. Iedere gelovige maakt wel zulke momenten mee als die van Augustinus en Jakob. God staat er boven en heeft het overzicht. Maar in Genesis 46 zien we dat God ook tegemoet komt aan de vragen die de veranderingen in het leven op kunnen roepen. God wijst Jakob hier de weg en stelt hem gerust. Jakob is dan honderddertig jaar oud en zal tot aan zijn dood nog zeventien jaar in Egypte wonen. Voordat Jakob Egypte binnenkomt, overnacht hij in Berseba, aan de rand van Kanaän, een bekende plaats voor hem. Dit is de plaats waar zijn vader Izak ging wonen bij een waterbron die zijn knechten vonden, maar ook de plaats van waaruit Jakob moest vluchten voor Ezau. Op deze plaats brengt Jakob offers.
Het was voor Jakob natuurlijk enorm bijzonder dat hij zijn zoon Jozef in Egypte op mocht zoeken. God had het leven van Jozef zo geleid dat ze in een tijd van zware en jarenlange hongersnood in Egypte konden verblijven. Toch is Jakob ook bang om naar Egypte te reizen en daar te moeten wonen. Hij weet dat Abraham daar slecht behandeld is, maar vooral dat die al van God te horen kreeg dat zijn familie vierhonderd jaar als slaven zou moeten werken, Genesis 15. God had er niet bij gezegd in welk land dat zou zijn, maar we kunnen ons voorstellen dat Jakob hieraan moet denken. Ook Izak werd gewaarschuwd om in een tijd van hongersnood niet naar Egypte te reizen. Als Izak die waarschuwing kreeg, is het dan wel verantwoord dat Jakob nu gaat? Zoals vaker gebeurd is, stelt God de aartsvader gerust met de woorden: “Wees niet bang. Ik ga met je mee.” God bemoedigt de aartsvaders steeds weer op cruciale momenten en momenten van vertwijfeling. Ook Jakob is op aarde een vreemdeling. De aarde, het land Kanaän en het land Egypte zullen nooit zijn echte thuis worden.
God belooft ook aan Jakob dat zijn familie in Egypte uit zal groeien tot een groot volk. Het is voor Jakob allemaal moeilijk te bevatten, maar het laat zien dat God handelt vanuit Zijn goedheid en niet omdat het logisch is of omdat mensen er recht op hebben. Met zeventig mensen mag Jakob Kanaän verlaten. Het aantal van zeventig is niet toevallig. Het geeft de volheid aan, zeven keer tien. Zeven en tien zijn de getallen van volheid. God had Jakob voorspoedig gemaakt, niet alleen zijn familie, maar ook zijn slaven en zijn dieren. In Genesis 46 worden de zeventig namen van Jakobs familie genoemd. In vers 8 staat: ‘Dit zijn de namen van de zonen van Israël die naar Egypte kwamen’. Zo begint ook het Bijbelboek Exodus. In het Hebreeuws heet het boek Exodus ‘De namen’, omdat de zin in het Hebreeuws daarmee begint. Exodus is het boek van de uittocht. De familie van Jakob zal op den duur weer terug gaan naar het land dat God aan Abraham beloofd heeft.
De lijst van zeventig mensen begint met de eerstgeboren zoon, Ruben. Hij wordt als eerste genoemd, ondanks dat hij zijn vader vernederd heeft door met zijn bijvrouw te slapen. Simeon en Juda hebben allebei een vrouw gekozen uit de Kanaänieten. De drie zonen van Levi zouden later verschillende taken met betrekking tot de tabernakeldienst hebben. Van Juda’s zoon Perez worden ook zijn zonen genoemd, Hezron en Hamul. Uit Hezron zijn belangrijke families voortgekomen, waaronder die van koning David. Het grootste deel van de mannelijke nakomelingen heeft God gegeven door Lea, de vrouw die niet op Jakobs eerste liefde kon rekenen, drieëndertig van de zeventig zonen. Uit de bijvrouw van Lea, Zilpa, zijn daarna de meeste zonen voortgekomen. Opvallend is dat alleen bij Rachel vermeld staat dat zij de vrouw van Jakob was, vers 19. Jozefs zonen werden in Egypte, niet in het beloofde land, geboren. Sowieso werden, op Benjamin na, alle zonen in het buitenland geboren. De lijst van namen van de zonen van Benjamin komt niet overeen met lijsten op andere plaatsen in het Oude Testament. Het is gezien Benjamins jonge leeftijd mogelijk dat hier ook latere kleinzoons genoemd zijn. Vers 26 zorgt voor wat verwarring. Er staat dat 66 mensen met Jakob mee naar Egypte gingen en dat zijn familie in totaal op zeventig komt. Wie zijn deze vier die voor zeventig zorgen? Natuurlijk Jozef en zijn twee zonen en daarnaast Jakob zelf. Er zijn ook andere uitleggingen gegeven. De vier mensen zouden ook vier zonen van Juda en Jozef kunnen zijn. De zonen van Juda, Er en Onan, zijn namelijk in Kanaän gestorven en de zonen van Jozef, Manesse en Efraïm, zijn in Egypte geboren.
Jakob ontmoet Jozef als ze in het land Gosen aankomen. Ze huilen een lange tijd als ze elkaar weer zien. Aan de ene kant is de farao gastvrij en hartelijk naar Jakobs familie toe, aan de andere kant moeten de Israëlieten, zoals vaker in de geschiedenis gebeurd is, afgezonderd van de rest wonen.
Genesis 47
Hoofdstuk 47 gaat over Jozef die zijn broers voorstelt aan de farao. Verder wordt beschreven dat Jakob de farao ontmoet en hem zegent. Bovendien weet Jozef ervoor te zorgen dat al het bezit in Egypte in handen van de farao komt.
Toen Jozef zich bekend gemaakt had aan zijn broers, bracht hij ook de farao op de hoogte van het bestaan van zijn familie in Kanaän. Farao beloofde ruimhartig het beste van zijn land, het gebied Gosen, aan zijn familie. Hier in Genesis 47 vragen de broers of ze daadwerkelijk in het gebied Gosen mogen gaan wonen. Jozef kiest vijf broers uit die zijn andere broers moeten vertegenwoordigen bij de farao. Vijf is het aantal van de jaren van hongersnood die nog moeten komen. De broers willen zich niet definitief vestigen in het land, maar als vreemdelingen en alleen vanwege de droogte in Kanaän. De situatie van de familie van Jakob lijkt op die van Abraham die ook eens naar Egypte kwam om een tijd van hongersnood te overleven. Het is vanwege Jozef dat de farao zijn familie zo bevoorrecht. In het begin van Exodus gaat het over een farao die Jozef niet meer kent en dan leven de Israëlieten in slavernij.
Jakob brengt de laatste zeventien jaar van zijn leven door in Egypte. Het zijn misschien wel de gelukkigste jaren van zijn leven. Rabbijn Menachem Mendel vroeg toen hij nog een kind was aan zijn grootvader, ook een rabbijn: “Hoe kan het dat Jakob zijn beste jaren in het heidense Egypte leefde?” Zijn opa antwoordde: “Er staat geschreven dat Jakob Juda vooruit zond (Genesis 46:28). Hij deed dit om een studiehuis te op te richten om de Thora te bestuderen. Wanneer men de Thora bestudeert, komt men dichter bij God, ook als iemand in Egypte woont.” De uitleg van de rabbijn doet ons merkwaardig aan. Toch heeft het feit dat Jakob zich in een vreemd land kon vestigen de eeuwen door joden geïnspireerd. Joden hebben in de geschiedenis vaak in de diaspora, verstrooiing, geleefd. Hoewel Jakob er vreemdeling was en zich vreemdeling gevoeld zal hebben, toch kon God ook daar gediend worden. Ook christenen kunnen God dienen in een geestelijk Egypte. De kerk kan, zoals de familie van Jakob, weggestopt zijn, aan de rand van de samenleving. De Egyptenaren keken niet naar de Israëlieten om, omdat ze herders van kleinvee waren.
De familie van Jakob kan in het buitenland God dienen en zelfs tot zegen zijn voor de mensen daar. Er staat dat Jakob de farao zegent. Zegenen was aan de ene kant een formele groet, aan de andere kant had het in de Hebreeuwse cultuur een religieuze achtergrond. Het is de enige keer dat een aartsvader een buitenlandse vorst zegent. Abraham was geroepen om een zegen te zijn voor de volken. Hij bad ook voor koning Abimelech, maar hij heeft hem niet persoonlijk gezegend. Dat Jakob de farao zegent, geeft ook aan dat hij boven hem staat, zoals een priester boven het volk staat als hij een zegen uitspreekt. De farao accepteert deze verhouding, waarschijnlijk omdat hij ziet dat God met Jakob is, zoals hij eerder gezien heeft bij Jozef, en omdat Jakob ouder is.
De Israëlieten kunnen bovendien nuttig zijn voor de farao, omdat ze hun kleinvee kunnen hoeden. De beste mensen onder de Israëlieten kunnen hiermee opzichters worden, een verantwoordelijke baan. Israël en de kerk hebben de roeping om een zegen te zijn voor de wereld. De profeet Jeremia schrijft aan de joden die vanwege de ballingschap in Babel wonen, dat ze zich daar moeten vestigen en tot zegen moeten zijn voor de stad. Gelovigen die hun werk in de samenleving goed doen, kunnen daarvoor gewaardeerd worden door hun omgeving en tot zegen zijn. Ze kunnen tot zegen zijn in de brede betekenis van voorspoed maken en in de diepe betekenis van laten zien Wie God is en zo een leesbare brief van Christus zijn.
Jozef heeft zijn vader kunnen overtuigen om naar Egypte te komen, onder andere omdat daar vruchtbaar land voor zijn vee is. Ze mogen wonen in het gebied Gosen, in vers 11 Rameses genoemd. Dit lag waarschijnlijk aan de oostkant van Egypte. In Exodus 1 staat dat de farao de voorraadstad Raämses laat bouwen. De Israëlieten hebben ondanks de hongersnood geen gebrek. De Egyptenaren daarentegen raken al hun bezittingen kwijt. Ze moeten alles verkopen aan de farao om aan eten te komen. Het beleid van Jozef kan bij ons wel vragen oproepen. In het eerste jaar moeten de Egyptenaren al hun geld en vee verkopen. Dat betekent dat ze in het tweede jaar al niets meer hebben om te verkopen. Daarom bieden zij zichzelf en hun land aan. Ze bieden zichzelf aan als slaven, vers 25. Waarom doet Jozef dit? Het is goed om hierbij op te merken dat er verschillende soorten van slavernij waren. Het één was een blijvende slavernij. Dat gold bijvoorbeeld voor krijgsgevangenen. Een andere vorm van slavernij was als iemand in de schuld stond bij een ander. Wij zouden zeggen dat de mensen een lening bij de farao afsloten of een overeenkomst met hem sloten. Deze vorm van slavernij betekende dat iemand weer vrij was zodra de schuld betaald was. Jozef laat zien dat hij een heel geschikte werknemer is in dienst van de farao. Hij verstevigt de positie van de farao enorm. Tegelijk is hij niet hard naar de bevolking toe. Hij eist een vijfde deel van de opbrengst als belasting. Uit andere bronnen uit die tijd blijkt dat het in het Oude Nabije Oosten voorkwam dat er veel hogere belastingen betaald werden. Jozef heeft ook respect voor de traditie van Egypte door de priesters vrij te stellen van de belasting.
In het laatste deel van het hoofdstuk staat hoe Jakob Jozef laat zweren dat hij hem in Kanaän zal begraven. Hoewel Jakob het zeker niet slecht heeft in Egypte, blijft hij erbij dat hij er een vreemdeling is en dat hij en zijn familie horen in het land dat God beloofd heeft te zullen geven.
Genesis 48
Hoofdstuk 48 en het grootste gedeelte van hoofdstuk 49 gaan over de zegeningen die Jakob uitspreekt over zijn kinderen. In hoofdstuk 48 zegent hij Manasse en Efraïm, eigenlijk zonen van Jozef, maar Jakob eigent hen zich toe, hij adopteert hen als het ware. Van de 12 broers krijgen Juda en Jozef de meeste aandacht. Juda zal over de anderen heersen. Van al de broers krijgen alleen de zonen van Jozef een aparte zegen. Jakob zegent eerst Efraïm en dan Manasse, hoewel Manasse de eerstgeborene is. Jozef wil het voorkomen, maar Jakob laat zien dat Gods zegen niet altijd gekregen wordt zoals mensen dat verwachten. God is vrij om te geven aan wie Hij wil. De aanleiding dat Jakob zijn kinderen zegent, is zijn ziekte en naderende einde. Jozef wordt hiervan op de hoogte gesteld en gaat met zijn zonen naar hem toe.
Bij een brand in België was een gezin aan een ramp ontsnapt. Ze lagen ’s nachts te slapen toen hun buurman hen waarschuwde voor de brand. Hoewel de buurman hoogtevrees had, was hij via de dakgoot naar het dakraam geklommen toen hij de brand ontdekte. Er was veel materiële schade, maar het gezin, waaronder twee jonge kinderen, had er niets aan overgehouden. Ook Jakob is ’s nachts door Iemand geholpen. God hielp hem op het dieptepunt van zijn leven. Jakob had geen mens meer die hij kon vertrouwen toen hij op de vlucht was voor zijn broer Ezau. God zocht hem op in zijn problemen. Jakob vertelt aan Jozef en zijn zonen dat God de Almachtige in Luz aan hem verschenen is. Daarna is die plaats bekend geworden als Beth-El, huis van God, omdat God daar aan hem verschenen is. Jakob noemt hier niet die mooie naam Beth-El, maar Luz. In Luz, een nietszeggend plaatsje in Kanaän, wist God hem te vinden. In heel alledaagse omstandigheden, gewoon op school, op het werk, thuis of onderweg, bereikt God mensen die Hem nodig hebben. Hij zoekt mensen op in hun problemen en hulpeloosheid, omdat deze mensen open staan voor Zijn hulp. Mensen die alles goed voor elkaar hebben in het leven, hebben meestal geen behoefte aan God. Jakob had gemerkt dat zijn keuzes verkeerd waren uitgepakt. Hij had zijn broer en vader bedrogen en dacht zo Gods zegen te krijgen. Het heeft zijn ogen geopend waardoor hij zag dat hij zonder God leefde.
God had Jakob voorspoedig gemaakt met een groot gezin, veel vee en bezittingen. Jakob vertelt hier in Genesis 48 aan Jozef dat diens zonen, Efraïm en Manasse, van Jakob zijn. Hij adopteert hen. De schrijver van 1 Kronieken vermeldt in het geslachtsregister van de eerste hoofdstukken, hoofdstuk 5:1, dat Jozef het eerstgeboorterecht overneemt van Ruben, omdat Ruben het bed van zijn vader geschonden heeft. Nu is ook duidelijk waarom we in Genesis eerst van de zegen voor Jozefs zonen lezen en dan van de zegen voor Jakobs zonen. Jozefs zonen worden als Jakobs zonen behandeld. Ze krijgen hun deel van Jakobs erfenis en ze nemen dus zelfs de positie van Ruben over, hoewel Juda wel machtiger zal zijn, want uit Juda komt het koninklijke geslacht. Efraïm en Manasse, hoewel geboren en opgegroeid in Egypte, zijn bestemd om later in Kanaän hun erfelijk deel te krijgen en om daar te wonen als onderdeel van de twaalf stammen van Israël.
Op de dag dat Jakob de zonen van Jozef wil zegenen, komt Jozef met zijn zonen bij hem. We zien een oude man, die slecht kan zien. Het doet natuurlijk denken aan Izak die aan het einde van zijn leven, toen zijn zicht sterk was afgenomen, zijn oudste zoon wilde zegenen. Vorige keer bedroog Jakob zijn vader, nu staat hij aan de andere kant. Dan komt het moment van de zegen. Opnieuw verwisselt Jakob de zegen, tot ergernis van Jozef. Legt Jakob vanwege zijn blindheid zijn rechterhand op de andere zoon? Jakob probeert Jozef niet te bedriegen, maar hij luistert ook niet naar hem. Hij handelt hier profetisch, zoals hij ook profetische zegeningen over zijn zonen uitspreekt. We hebben gezien hoe God Jozef wijsheid heeft gegeven en kennis over dromen. Hier geeft God aan Jakob inzicht in wat er met zijn familie zal gebeuren.
Jozefs reactie op de verwisseling van de eerste en grootste zegen is begrijpelijk. Had Jakob hem niet kunnen voorbereiden door uit te leggen wat hij van plan was te doen? Terwijl Jakob zijn hand op Efraïm legt, probeert Jozef hem direct te corrigeren. Jakob laat zich niet stoppen. Hij stelt Jozef gerust dat Manasse ook tot een groot volk zal worden. Jozef zal Jakobs besluit moeten accepteren, hoewel het dus moeilijk te begrijpen is. In eerdere gevallen is de zegen van de ene zoon ook verwisseld met die van de andere zoon, maar toen was er nog wel een verklaring voor te geven. Ismaël, de oudste zoon van Abraham, kreeg de zegen niet, omdat hij een zoon van Abraham en Hagar was. Ezau, de oudste zoon, kreeg de zegen niet, omdat hij voor een bord soep zijn eerstgeboortezegen verspeelde. Manasse en Efraïm kennen wij verder niet. Gods weg is soms onverklaarbaar. Jakob begrijpt de moeite van Jozef. Hij erkent dat hij gelijk heeft. Hij is niet meer de bedrieger van vroeger, maar hij doet hier wat God van hem vraagt. God is soeverein. Beide zonen krijgen een zegen, maar God bepaalt de grootte ervan. Het heeft geen zin om onze zegen te vergelijken met de zegen van de ander.
Zo wordt in dit hoofdstuk Jozef toch weer beter behandeld dan zijn broers. Hij krijgt een extra deel van het land Kanaän. Jakob heeft zelf oorlog moeten voeren om het land te veroveren. De Amorieten die genoemd worden, staan voor de volken in Kanaän. Dat Jozef echt een andere positie heeft dan zijn broers, blijkt ook uit het gegeven dat van alle broers alleen hij in Kanaän begraven is.
Genesis 49
Jakob weet dat het einde van zijn leven op aarde dichtbij is. Daarom roept hij zijn zonen bij hem om ze de laatste keer toe te spreken. Hij spreekt op zijn sterfbed niet alleen als vader, maar ook als profeet. Hij geeft als profeet door wat er in de toekomst met de twaalf zonen en de twaalf stammen van Israël zal gebeuren.
Jakob is begonnen met de zegen voor de zonen van Jozef, hoofdstuk 48. Daarna zegent hij zijn twaalf zonen. Hij begint bij Ruben, omdat hij de eerstgeboren zoon is. Toch heeft Ruben geen recht op de grootste zegen, want hij heeft gemeenschap gehad met Bilha, de bijvrouw van Jakob. Deze daad heeft grote gevolgen voor hem, hoewel Jakob Ruben nog wel prijst om zijn kracht en macht.
Simeon en Levi worden samen genoemd, omdat ze samen het initiatief hebben genomen om wraak te nemen op de inwoners van Sichem. In hoofdstuk 34 staat hoe Dina, hun zus, verkracht wordt door Sichem, de zoon van de vorst van het land. Simeon en Levi komen op voor Dina, omdat het hun eigen zus is. Ze hebben alle drie Lea als moeder. Op een listige manier nemen ze wraak en ze brengen daarmee Jakob in de problemen. Aan het eind van de spreuk over Simeon en Levi zegt Jakob dat ze verdeeld en verspreid zullen worden. De stam van Levi zal over het land verspreid wonen in achtenveertig steden. Het wordt later positief uitgelegd dat zij geen land krijgen, omdat zij het voorrecht hebben om God te dienen, maar het heeft dus een ‘donkere’ achtergrond. De stam Simeon zal een beperkt stuk land in Kanaän krijgen, omdat het land binnen het grote gebied van de stam Juda ligt.
De zegen over Juda is, op die van Jozef na, de langste. Hij zal heersen over zijn broers en wordt vergeleken met een leeuw. Er worden drie woorden voor ‘leeuw’ gebruikt die een groei aangeven, zoals Juda in het gezin is uitgegroeid tot een leider en woordvoerder. Juda’s rijk blijft bestaan en heeft betrekking op het koninklijk geslacht vanaf David. De stam Juda is in de geschiedenis ook de stam die blijft bestaan in de tijd rond de ballingschap. Het woord ‘jood’ komt uit die tijd, en is afgeleid van Juda. Er staat bij ‘totdat Silo, of misschien beter Sello, komt’. De lezing van Silo is lastig, ‘Sello’ betekent ‘aan wie de macht toekomt’. Hier kan gedacht worden aan Jezus Christus. Betekent dit dat met de komst van Christus de rol van Juda is uitgespeeld? Zijn de joden aan de kant gezet? Het woord ‘totdat’ hoeft geen breuk met het verleden te betekenen. Jezus komt juist uit de stam van Juda. In Hem gaat de belangrijke rol van Juda verder. Het laatste deel van de zegen gaat over de voorspoed van de stam Juda. Het beeld van de ezel en de wijnstok is dat er zo’n grote oogst is dat zelfs de ezel van de druiven kan eten zonder dat de eigenaar zich daar druk om maakt.
Dan komt Jakob bij de vijfde en zesde zoon van Lea. Hoewel Issaschar ouder is, wordt Zebulon eerder genoemd. Mozes noemt in zijn zegeningen van de stammen ook Zebulon eerst. Dit kan voor een deel verklaard worden door het feit dat Zebulon eerder een stuk land krijgt bij de inname van het land. Zebulon ligt in het noorden op een strategische plaats. Deze stam moet het land beschermen tegen invallen vanuit het noorden, door bijvoorbeeld Syrië en Assyrië. Jakob profeteert waar Zebulon zal wonen, aan de kust in het noorden, zonder er dieper op in te gaan. Uit het feit dat Zebulon aan de kust woont bij de schepen, kan wel worden afgeleid dat het deelt in de welvaart die de scheepvaart meebrengt. Verder worden Zebulon en Naftali in Jesaja 9 genoemd als het gebied van waaruit de verlossing zal komen. Het is ook het latere gebied Galilea, waar Jezus zal wonen.
Volgens de zegeningen van Mozes zal Issaschar net als Zebulon profiteren van de zeevaart. De zegen van Jakob in dit hoofdstuk heeft twee kanten. Aan de ene kant is Issaschar sterk, als een ezel die zware lasten kan dragen. Hij zal genieten van de rust. Aan de andere kant zal hij zijn kracht moeten gebruiken om slavenwerk te doen.
Vervolgens komt de stam Dan aan de beurt. Jakob blijft dicht bij de betekenis van de naam Dan, dat komt van het woord ‘rechtspreken’. Dan zal rechtspreken in Israël. Het beeld dat hij gebruikt is dat van een slang. Een opmerkelijk beeld, de slang kennen wij uit het paradijs, en verleidt de mens tot zonde. Ook wordt van deze slang gezegd dat hij in de hiel zal bijten. De slang is ook de enige van de dieren die Jakob noemt, die alleen leeft. Dan zal later helemaal in het noorden geen leidende functie hebben. Het gebied zou later te klein zijn volgens Jozua 19 waardoor ze genoodzaakt zijn nog een ander gebied in te nemen waar de inwoners van Lesem wonen. Later zal Dan weer op zoek gaan naar nieuw gebied en zal het daar als eerste een afgodsbeeld oprichten.
Uit het niets lijkt Jakob zich dan tot God te richten. Of doet hij dit, omdat hij denkt aan de problemen die nageslacht zullen krijgen? Jakob roept vanuit zijn hart naar God. In al de tegenslagen wacht Jakob op Gods hulp. Hij wacht op redding, zaligheid, het woord waar de naam Jezus van is afgeleid.
De mensen van de stam Gad zullen te maken krijgen met vijandelijke aanvallen, maar zij zullen niet overwonnen worden. Gad zal in Israël wonen met de Moabieten in het zuiden en de Ammonieten in het oosten. De stam Gad zal de andere stammen helpen bij de inname van Kanaän. En in de tijd van koning David blijken de mannen van Gad strijdvaardig, omdat ze zich bij David aansluiten.
Lea was blij met de geboorte van Aser en zijn naam betekent dan ook ‘geluk’. Aser zal welvarend worden door de handel overzee en op de vruchtbare grond van de westelijke heuvels van Galilea groeien de olijfbomen en staan de wijngaarden. De waardevolle producten uit Aser zijn goed genoeg voor de koning. Toch zal Aser in de geschiedenis ook aan vijandelijke koningen moeten leveren. Zijn afstammelingen verdrijven in de begintijd met Jozua ook niet de Kanaänieten uit hun gebied.
Het gebied van de stam Naftali ligt aan het meer van Galilea en is een prachtig gebied. We hebben eerder opgemerkt dat Naftali samen met Zebulon genoemd wordt in de profetie van Jesaja.
Jozef krijgt de meest uitgebreide zegen. Deze zegen is van toepassing op zijn zonen en hun stammen: Efraïm en Manasse. Jakob beschrijft Jozefs voorspoed (vers 22), zijn bescherming (vers 23-24) en zijn zegen (25-26). Opvallend is dat Jakob hier geen beeld van een dier gebruikt, zoals bij de andere zonen, maar beelden uit de natuur: een mooie, grote boom die aan de waterkant staat. Hiermee verwijst Jakob ook naar de naam Efraïm. De naam is een meervoudsvorm van het woord ‘vruchtbaar’ en betekent dus ‘heel vruchtbaar’. In de zegening van Jozef refereert hij ook aan het verleden, de manier waarop Jozef in de problemen is gekomen. Boogschutters hebben geprobeerd hem te raken, maar Jozef bleek sterk genoeg om dit aan te kunnen. Zijn handen waren sterk, maar ook de handen van God waren er om hem te helpen. Verschillende namen van God worden hier gebruikt: de Machtige van Jakob, de Herder, Rots van Israël, de God van je vaders en de Almachtige. Het woord ‘zegen’ wordt in korte tijd wel zes keer genoemd om de uitbundigheid ervan aan te geven.
Benjamin, de jongste zoon, komt als laatst aan de beurt. Jakob gebruikt opnieuw het beeld van een gevaarlijk dier. Een wolf die ’s morgens en ’s avonds, dat wil zeggen: altijd, actief is. Het is opvallend dat dit beeld voor Benjamin gebruikt wordt, omdat hij in de verhalen rond Jozef een volledig passief karakter is. In de begintijd van Israël in Kanaän blijken de mannen van Benjamin inderdaad gewelddadige strijders te zijn.
Na het uitspreken van de zegeningen, laat Jakob weten dat hij in het familiegraf in Kanaän begraven wil worden. Na deze woorden sterft Jakob.
Genesis 50
De grote prediker C.H. Spurgeon verbleef de laatste weken van zijn leven in Zuid-Frankrijk. Het was toen winter en de warme lucht was beter voor hem. Hier maakte hij zijn commentaar van het Mattheüsevangelie af. Over zijn toestand werd regelmatig verslag gedaan in seculiere en kerkelijke pers. Hij ontving ook uit alle lagen van de bevolking blijken van meeleven. Op 31 januari 1892 stierf hij. In zijn kerk in Londen, de Tabernacle, waren dagen van gebeden vol tranen en plechtige gedachtenis. Op de dag dat de kist Londen bereikte kwamen er ongeveer 50.000 mensen. Er werden maar liefst vijf diensten gehouden. Bij de begrafenis van Jakob was er een karavaan die van Egypte naar Kanaän reisde om Jakob in zijn familiegraf te begraven. Net als Spurgeon blijkt Jakob niet alleen respect te hebben onder zijn eigen mensen, maar ook bij de farao en zijn huis. Er staat in vers 7 dat alle dienaren van de farao en de oudsten van het land Egypte mee gingen. En in vers 9 staat dat het om een heel grote groep mensen gaat. Uit het voorbeeld van Spurgeon en Jakob kunnen we leren dat een gelovige niet alleen goed bekend moet staan bij mensen met dezelfde levensbeschouwing, maar ook bij anders denkenden. Dat betekent niet dat je met iedereen bevriend bent of iedereen naar de mond praat, maar dat je respect afdwingt. In Genesis zien we vaker dan anderen merken dat God met de aartsvader is, dat God hen voorspoedig maakt. Ook al gelooft iemand zelf niet, toch kan hij tot de conclusie komen dat God met diegene is.
Voordat Jakob begraven wordt, is er een periode van veertig dagen om zijn lichaam te balsemen en zeventig dagen om te rouwen. Als Jozef ziet dat zijn vader gestorven is, ‘laat hij zich op het gezicht van zijn vader vallen’, een uitdrukking die alleen hier in het Oude Testament voorkomt. Voordat Jakob het land Egypte binnentrok, sprak God tot hem. God zei onder andere dat Jozef zijn handen op Jakobs ogen zou leggen om Jakob ervan te overtuigen dat het goed was om naar Egypte te gaan. Dat gebeurt hier dus in Genesis 50. Na zijn dood liet Jozef zijn vader dus balsemen. Ook van Jozef staat dat hij gebalsemd werd, ook dat staat in het Oude Testament verder niet beschreven. Het land Egypte, waarover Jakob eerst zijn twijfels had of hij erheen moest gaan, is wel het land dat met eerbied met de doden omgaat. Het balsemen op zich duurde geen veertig dagen, dus dat was ook een tijd van rituele ceremoniën. Het balsemen was in Egypte een religieus proces en kon variëren van eenvoudig tot complex. Het is dus niet zeker hoe Jakobs lichaam verzorgd is, maar in elk geval gebeurde het zorgvuldig, want er kwamen dokters aan te pas. De periode van rouw is langer dan in Israël. Daar is het zeven of dertig dagen en hier dus zeventig, waar de veertig dagen balsemen ook onder vallen.
In Genesis 47 staat dat Jozef aan Jakob belooft dat hij hem in Kanaän zal begraven, voordat Jakob zijn zonen Efraïm en Manasse zegent. De farao geeft zijn goedkeuring en zo kan Jozef vertrekken. Ze gaan met wagens en ruiters. Eeuwen later, in de tijd van Mozes, zullen de wagens en ruiters van farao ook richting Kanaän gaan om de Israëlieten terug te halen als ze net vertrokken zijn. Hier gaat Jozef voor een korte tijd weg, dan zal het volk definitief Egypte verlaten, ondanks de achtervolgende wagens en ruiters. Het is niet precies duidelijk hoe Jozef gereisd heeft. Als de karavaan Kanaän via de Jordaan zou zijn binnengegaan, zou dat dezelfde route zijn als later van het volk Israël.
Jakob wordt in hetzelfde graf gelegd als zijn familie in de grot op de akker van Machpela. De tegenstelling tussen de begrafenis van Jakob en zijn vader en grootvader is groot. Toen was het sober, bij Jakob is er een enorme menigte. God heeft de aartsvaders tot een groot volk gemaakt. God doet wat Hij belooft. Jakob stemt daar mee in door zich niet in Egypte te laten begraven, maar in het land dat God beloofd had te zullen geven.
Als de karavaan weer terug is en het gewone leven weer opgepakt wordt, worden de broers van Jozef bang. Misschien had Jozef zich om zijn vader niet meer verdriet aan te doen vriendelijk gedragen. De broers sturen anderen met een mooi verhaal dat hun vader gezegd zou hebben dat Jozef zijn broers moest vergeven. Tegelijk belijden de broers hun fouten. Opvallend is dat er hiervoor nog niet expliciet over vergeving is gesproken. Toch kunnen we hier wel vanuit gaan, omdat Jozef zich met zijn broers verzoende. Als Jozef dit hoort, wil hij niet alleen het misverstand uit de weg ruimen, maar raakt het hem ook diep. Waarom denken de broers zo over hem? Zouden ze zelf wel zo hebben gereageerd? Jozef laat ook steeds iets zien van Wie Jezus is. Ook Jezus wordt bedroefd als wij twijfelen over de vergeving van zonden. Als de omstandigheden ineens anders zijn, is Gods vergeving niet ineens een lege huls, alsof het een onterechte veronderstelling was. De broers komen bij Jozef en buigen voor hem neer. Opnieuw ziet Jozef de dromen werkelijkheid worden dat zijn broers voor hem zouden buigen. Dan stelt hij hen persoonlijk gerust.
Jozef gaat niet meer weg uit Egypte en blijft er tot zijn sterven wonen. Hij mag de derde generatie van Efraïm nog meemaken. Jozef heeft hetzelfde geloof als zijn vader, namelijk dat God aan hun latere familie het land Kanaän zal geven en daarom laat hij net als Jakob zweren dat hij in Kanaän begraven zal worden.