Hoofdstuk 1 had een open einde. Habakuk stelde aan God de vraag hoe het kan dat Hij de wrede en goddeloze Babyloniërs gebruikt om Zijn doel te bereiken, namelijk om de zonden van Juda te straffen. In dit hoofdstuk horen we het antwoord. Maar eerst ontdekken we een belangrijk principe over hoe God tegen mensen spreekt. Habakuk neemt plaats op zijn wachtpost. Hij kan geen antwoord van God forceren, maar wacht op het moment dat God het initiatief neemt. Als iemand een klacht indient bij een klantenservice kan het lang duren voor hij gehoor krijgt en voor er daadwerkelijk iets gedaan wordt. Als je telefonisch iets wilt bestellen, zoals een abonnement, dan ben je direct aan de beurt, maar in het geval van een klacht geldt dat niet. Habakuk klaagt bij God, omdat Hij niet begrijpt dat God zo te werk gaat.
Deel 1 (vers 2-5): Gods tweede antwoord
God geeft Zijn antwoord. Habakuk moet een visioen zien en opschrijven. Hij moet het net als bij de Tien Geboden/ Woorden opschrijven op stenen platen. Er staat bij dat voorbijgangers het dan kunnen lezen. Het is niet bekend of deze vorm van aankondigen gebruikelijk was in Israël. God maakt aan het begin duidelijk: er is geduld nodig. Het duurt even voordat het visioen werkelijkheid wordt. Zo wil God een teleurstelling voorkomen.
Het antwoord dat God geeft is tegelijk de bekendste tekst uit het Bijbelboek: de rechtvaardige zal door zijn geloof leven. Habakuk kan niet begrijpen dat God het laat gebeuren dat de Babyloniërs ongestoord allemaal weerloze mensen kunnen ombrengen of gevangennemen. Dan wijst God Habakuk op de rechtvaardige, want de vijand kan niet alles en iedereen aan zich onderwerpen. De rechtvaardige is niet te vangen, hij zal leven. Gelovigen zijn niet klein te krijgen, omdat God aan hun kant staat. Maar kan God dan vanwege die rechtvaardigen de vijand niet op afstand houden? Abraham vraagt of de stad Sodom gespaard mag blijven vanwege de rechtvaardigen. God wil de stad vernietigen, maar Abraham stelt Hem min of meer de vraag of dat wel eerlijk is tegenover de rechtvaardigen in de stad. Had God in de tijd van Habakuk vanwege de rechtvaardigen, zoals Jeremia, Nahum en Habakuk, de Babyloniërs niet tegen kunnen houden? In de tijd van Hizkia wordt de aanval van de Assyriërs afgeslagen. God grijpt in als de Assyriërs aan de poorten van Jeruzalem gelegerd liggen. Hizkia voelt zich machteloos en smeekt God om hulp. Bij Habakuk staat het oordeel voor God vast. De zoon van Hizkia, Manasse, heeft het volk weer meegenomen in de zonden. Het is erger dan ooit en God wil het land definitief straffen.
Uit iets negatiefs kan iets positiefs voortkomen. Dat ervaren bijvoorbeeld mensen die protesteren tegen corruptie of mensenrechtenschending. Wanneer het regime bij protesten hard terugslaat, kan het zijn dat de betogers de aandacht van de media krijgen. De wereld kan dan ineens meekijken wat er aan de hand is. Zo wordt de zaak door het regime ongewild groter gemaakt. Christenen kunnen ook te maken hebben met discriminatie en geweld, maar juist dan wordt duidelijk dat zij anders zijn dan de anderen. Vanuit de geschiedenis vallen juist deze mensen op, die veel te verduren hebben gehad. Ze zouden geloofshelden genoemd kunnen worden. Als de duivel probeert het geloof van iemand af te nemen, wordt juist helder dat God een bescherming is voor de gelovigen. Tegen een zwarte achtergrond valt het licht beter op.
Habakuk, de bijna anonieme profeet, omdat er verder niets over hemzelf bekend is, is heel bekend geworden vanwege zijn uitspraak ‘de rechtvaardige zal door zijn geloof leven’. Later hebben Paulus en Maarten Luther deze woorden onderstreept. Het is geen nieuw principe, want in Genesis staat al dat Abraham geloofde en daardoor rechtvaardig was. Toch komt het in het Oude Testament nauwelijks zo helder voor als bij Habakuk. God kiest deze onbekende man uit, zodat de aandacht naar zijn boodschap gaat en niet naar zijn persoonlijkheid.
Habakuk gaat verder met een beschrijving van de wreedheid van de Babyloniërs. Ze zijn zoals de dood en het graf, vers 5, ze hebben nooit genoeg. Ze nemen steeds meer mensen mee als gevangenen en plaatsen vreemden in hun land. Zo wordt de identiteit van een volk als het ware afgenomen.
Deel 2 (vers 6-20): Een wee over de vijand
Vijf keer spreekt Habakuk namens de volken die slachtoffer van de Babyloniërs geworden zijn een wee over hen uit. De structuur is steeds hetzelfde. Het zijn steeds drie verzen. Er wordt duidelijk gemaakt aan wie het ‘wee’ gericht is: mensen die anderen uitbuiten, vers 6, die op grote winsten uit zijn, vers 9, die een stad bouwen met bloed, vers 12, die hun naasten vergiftigen, vers 15, die een handgemaakte god aanbidden, vers 19. Verder klinkt er steeds een bedreiging: de onderdrukten zullen opstaan en de rollen omkeren. Wie een ander een beker met vergif aanbiedt, zal nu zelf vergiftigd worden. God zal de beker van de één afnemen en aan de ander geven, vers 16. Het doet denken aan de beker van Gods toorn, die Jezus moest leegdrinken. De mensen hebben door hun zonden een beker met gif gevuld. Wat een wonder dat God besloten heeft dat Zijn eigen Zoon die beker leeg moet drinken! Jezus vraagt vlak voor zijn dood of Hij de beker wel echt moet drinken. Omdat Hij weet dat Zijn Vader het wil, drinkt Hij hem uit Zichzelf en zonder dwang. Tot slot klinkt er in het ‘wee’ een verwijt, zoals in vers 18: Hoe kun je nu denken dat een god die gemaakt is van hout of steen, hoger is dan de maker zelf? Hoe kun je ergens op vertrouwen waar geen geest in zit?
In het derde ‘wee’ wordt duidelijk gemaakt hoe de verhouding is tussen God en een goddeloos volk. In psalm 127 staat dat het zinloos is om zonder de zegen van God een huis te bouwen. De mensen waar het ‘wee’ aan gericht is bouwen de stad met bloed. Het is te vergelijken met arbeiders in onze tijd die worden uitgebuit en zelfs sterven vanwege de slechte werkomstandigheden. De goddelozen denken heel wat te bereiken, maar de profeet typeert het als je inspannen om vuur aan te maken, dus zorgen voor brandstof. Het vuur gaat vanzelf weer uit en dan houd je uiteindelijk niets over. Wat wel overblijft is Gods heerlijkheid, vers 14. Als de vijand aan de macht is en zich waant in onoverwinnelijkheid, staat God op en laat Hij zien Wie Hij is.
De boodschap van Habakuk is dat de rechtvaardige in leven zal blijven en dat God laat zien Wie Hij is. Dat zijn twee kanten van dezelfde medaille. God leren we het best kennen in Zijn ontferming over Zijn kinderen.