Habakuk

Habakuk

Habakuk 1


In Iran zijn veel protesten tegen de politieke en militaire leiding van het land geweest. De bevolking vindt het onbegrijpelijk dat het regime eerst verklaart niets te weten van het neerhalen van het Oekraïense passagiersvliegtuig en later uitlegt dat het een menselijke fout was. Velen in Iran en de rest van de wereld willen de waarheid boven tafel krijgen. Iemand die ook veel en kritische vragen stelde was de profeet Habakuk. Het Bijbelboek Habakuk is uniek vergeleken met de andere profeten. Het is een dialoog tussen God en Habakuk en eindigt met een gebed dat lijkt op een psalm. Het bijzondere is dat Habakuk niet namens God tegen de mensen spreekt, maar namens de mensen tegen God. De centrale vraag van Habakuk is waarom God de onrechtvaardige ongestraft laat. En waarom God de Babyloniërs gebruikt om Zijn volk te straffen. Habakuk vindt het antwoord hierin, dat de rechtvaardige zal leven uit het geloof. 

Habakuk is een tijdgenoot van Jeremia, Nahum en Zefanja. Nahum beschrijft de val van Ninevé en het Assyrische Rijk en in die tijd komt het Babylonische Rijk op. Aan de andere kant wil het Egyptische Rijk niet toekijken hoe het Babylonische Rijk aan invloed wint. Farao Necho II rukt op. Koning Josia wil de Egyptenaren tegenhouden, maar dat resulteert in zijn eigen dood in de plaats Megiddo. Zijn zoon Joahaz wordt koning, maar omdat de Egyptenaren niet nog een opstand van Israël willen, wordt hij aan de kant gezet en neemt Eljakim, de andere zoon van Josia, zijn plaats in. Eljakim krijgt de naam Jojakim en moet veel geld afdragen aan Egypte. In die tijd is de opmars van de Babyloniërs ook door de Egyptenaren niet meer te stoppen. Jojakim wordt overwonnen en sterft en in Jeruzalem wordt Jojachin, zijn zoon, koning en onder zijn koningschap valt de stad Jeruzalem. Jojachin wordt in ballingschap meegevoerd naar Babel. Habakuk leeft dus in een heel bizarre tijd waarin machthebbers elkaar snel opvolgen. 

Habakuk is naast zijn eigen Bijbelboek onbekend in het Oude Testament. Er staat in het Bijbelboek ook niets over zijn afkomst. Hij heeft een goddelijke openbaring gezien, een orakel of last. Het is geen gemakkelijke boodschap en daarom voelt het ook als een last. Tegelijk is het niet allemaal negatief, want hij mag ontdekken Wie God is.

Deel 1 (vers 2-4): klacht van Habakuk

Habakuk weet dat God heilig is en dat het kwaad in Zijn aanwezigheid niet kan bestaan. Maar hoe kan God dan dit kwaad aanzien? Habakuk klaagt over het onrecht dat hij om zich heen ziet. Een klacht dien je in als je ergens ontevreden over bent. Stel, een product is al snel na aankoop kapot, dan stuur je het terug. Habakuk richt zich niet tot degenen die het onrecht doen, de mensen in Juda, maar hij klaagt bij God. Het gaat hier om het onrecht dat door Juda wordt gedaan en niet door buitenlandse volken. Waarom laat God dit gebeuren? Niet zo lang geleden, onder koning Josia, was het volk weer de goede weg ingeslagen en was het verbond vernieuwd, maar dat duurde niet lang. De hervorming van Josia lijkt alweer zo ver weg. Er is ruzie, geweld en bloedvergieten. De wet wordt geweld aangedaan. Habakuk roept het uit: “geweld!” ‘Geweld’ komt steeds terug in het Bijbelboek. Het betekent moreel verzet tegen Gods wet en fysiek geweld is één van de uitingen daarvan. Er is onder andere geweld tegen de profeten. In Jeremia 26 staat beschreven hoe Uria uit Egypte wordt meegenomen en door koning Jojakim wordt gedood.

Deel 2 (vers 5-11): Gods antwoord op Habakuks klacht

Habakuk stelt grote vragen, over Gods toelating van het kwaad en onrecht. God geeft antwoord, vers 5-11. Het is geen filosofisch of diepgaand theologisch antwoord, maar Habakuk moet om zich heen kijken. Hij mag zien dat God aan het werk is. Terwijl Habakuk denkt dat God afwacht, is God al aan het werk. Hij is bezig de Babyloniërs of Chaldeeën te sturen om het onrecht te vergelden. Hiermee geeft het Bijbelboek Habakuk ons een bijzonder antwoord op de moeilijke en soms pijnlijke vraag waar God blijft als het tegenzit. God vergeet Zijn kinderen niet, maar is aan het werk. Habakuk mag er al iets van zien, maar ook al zien wij er nog niets van, het mag bemoedigen dat God ervan afweet en ermee aan het werk is. Voor de ongelovige is dat geen antwoord, maar de gelovige haalt er kracht uit. Een atheïst zal zeggen: Dat is weer echt zo’n zoethoudertje dat je alleen in de kerk hoort, maar een christen wordt hierdoor gesterkt, omdat hij er de betrouwbare stem van de hemelse Vader in hoort. Daarom zegt Habakuk het met de bekende woorden in hoofdstuk 2: “De rechtvaardige zal door zijn geloof leven.”

Wat is het precies voor volk dat God gebruikt om zijn volk te straffen vanwege het onrecht? De Babyloniërs nemen in hoog tempo veel gebieden in bezit. Het volk Israël wil niet volgens Gods wetten, het recht, leven en nu krijgt het te maken met het recht van de Babyloniërs, vers 7. Naast de snelheid van het leger, staat de vijand bekend om zijn plezier in het geweld doen en moorden. 

Deel 3 (vers 12-17): Habakuks gebed

Het is voor Habakuk duidelijk dat God straft door middel van de Babyloniërs. Het roept alleen wel een nieuwe vraag op: Waarom gebruikt God zo’n slecht volk? Jeremia kan van de Babylonische Nebukadnezar wel zeggen dat hij een dienaar van God is. Jeremia roept zijn volksgenoten op om het gezag te accepteren. Zo ver is Habakuk nog niet. Opnieuw zegt hij dat hij het geweld niet kan combineren met een heilige God en met de betekenis van de Naam van God: Ik ben Die Ik ben. God is altijd Dezelfde en de Betrouwbare. 
Habakuk wijst God er in zijn gebed nog eens op hoe gruwelijk de vijand te werk gaat. De mensen zijn als vissen en kruipende dieren die door God geschapen zijn. Ze lijken nu zo onwetend en machteloos. De Babyloniërs zijn trots op hun overwinningen, moed en militaire strategieën, de netten, vers 15. Zelfs zo dat ze hun geweld tot afgod maken. Ze offeren aan het sleepnet en werpnet. Volgende keer, in hoofdstuk 2, lezen we het antwoord van God.

Habakuk 2 Waarom laat God het kwaad toe?

Hoofdstuk 1 had een open einde. Habakuk stelde aan God de vraag hoe het kan dat Hij de wrede en goddeloze Babyloniërs gebruikt om Zijn doel te bereiken, namelijk om de zonden van Juda te straffen. In dit hoofdstuk horen we het antwoord. Maar eerst ontdekken we een belangrijk principe over hoe God tegen mensen spreekt. Habakuk neemt plaats op zijn wachtpost. Hij kan geen antwoord van God forceren, maar wacht op het moment dat God het initiatief neemt. Als iemand een klacht indient bij een klantenservice kan het lang duren voor hij gehoor krijgt en voor er daadwerkelijk iets gedaan wordt. Als je telefonisch iets wilt bestellen, zoals een abonnement, dan ben je direct aan de beurt, maar in het geval van een klacht geldt dat niet. Habakuk klaagt bij God, omdat Hij niet begrijpt dat God zo te werk gaat. 

Deel 1 (vers 2-5): Gods tweede antwoord

God geeft Zijn antwoord. Habakuk moet een visioen zien en opschrijven. Hij moet het net als bij de Tien Geboden/ Woorden opschrijven op stenen platen. Er staat bij dat voorbijgangers het dan kunnen lezen. Het is niet bekend of deze vorm van aankondigen gebruikelijk was in Israël. God maakt aan het begin duidelijk: er is geduld nodig. Het duurt even voordat het visioen werkelijkheid wordt. Zo wil God een teleurstelling voorkomen. 

Het antwoord dat God geeft is tegelijk de bekendste tekst uit het Bijbelboek: de rechtvaardige zal door zijn geloof leven. Habakuk kan niet begrijpen dat God het laat gebeuren dat de Babyloniërs ongestoord allemaal weerloze mensen kunnen ombrengen of gevangennemen. Dan wijst God Habakuk op de rechtvaardige, want de vijand kan niet alles en iedereen aan zich onderwerpen. De rechtvaardige is niet te vangen, hij zal leven. Gelovigen zijn niet klein te krijgen, omdat God aan hun kant staat. Maar kan God dan vanwege die rechtvaardigen de vijand niet op afstand houden? Abraham vraagt of de stad Sodom gespaard mag blijven vanwege de rechtvaardigen. God wil de stad vernietigen, maar Abraham stelt Hem min of meer de vraag of dat wel eerlijk is tegenover de rechtvaardigen in de stad. Had God in de tijd van Habakuk vanwege de rechtvaardigen, zoals Jeremia, Nahum en Habakuk, de Babyloniërs niet tegen kunnen houden? In de tijd van Hizkia wordt de aanval van de Assyriërs afgeslagen. God grijpt in als de Assyriërs aan de poorten van Jeruzalem gelegerd liggen. Hizkia voelt zich machteloos en smeekt God om hulp. Bij Habakuk staat het oordeel voor God vast. De zoon van Hizkia, Manasse, heeft het volk weer meegenomen in de zonden. Het is erger dan ooit en God wil het land definitief straffen. 

Uit iets negatiefs kan iets positiefs voortkomen. Dat ervaren bijvoorbeeld mensen die protesteren tegen corruptie of mensenrechtenschending. Wanneer het regime bij protesten hard terugslaat, kan het zijn dat de betogers de aandacht van de media krijgen. De wereld kan dan ineens meekijken wat er aan de hand is. Zo wordt de zaak door het regime ongewild groter gemaakt. Christenen kunnen ook te maken hebben met discriminatie en geweld, maar juist dan wordt duidelijk dat zij anders zijn dan de anderen. Vanuit de geschiedenis vallen juist deze mensen op, die veel te verduren hebben gehad. Ze zouden geloofshelden genoemd kunnen worden. Als de duivel probeert het geloof van iemand af te nemen, wordt juist helder dat God een bescherming is voor de gelovigen. Tegen een zwarte achtergrond valt het licht beter op.

Habakuk, de bijna anonieme profeet, omdat er verder niets over hemzelf bekend is, is heel bekend geworden vanwege zijn uitspraak ‘de rechtvaardige zal door zijn geloof leven’. Later hebben Paulus en Maarten Luther deze woorden onderstreept. Het is geen nieuw principe, want in Genesis staat al dat Abraham geloofde en daardoor rechtvaardig was. Toch komt het in het Oude Testament nauwelijks zo helder voor als bij Habakuk. God kiest deze onbekende man uit, zodat de aandacht naar zijn boodschap gaat en niet naar zijn persoonlijkheid.
Habakuk gaat verder met een beschrijving van de wreedheid van de Babyloniërs. Ze zijn zoals de dood en het graf, vers 5, ze hebben nooit genoeg. Ze nemen steeds meer mensen mee als gevangenen en plaatsen vreemden in hun land. Zo wordt de identiteit van een volk als het ware afgenomen. 

Deel 2 (vers 6-20): Een wee over de vijand

Vijf keer spreekt Habakuk namens de volken die slachtoffer van de Babyloniërs geworden zijn een wee over hen uit. De structuur is steeds hetzelfde. Het zijn steeds drie verzen. Er wordt duidelijk gemaakt aan wie het ‘wee’ gericht is: mensen die anderen uitbuiten, vers 6, die op grote winsten uit zijn, vers 9, die een stad bouwen met bloed, vers 12, die hun naasten vergiftigen, vers 15, die een handgemaakte god aanbidden, vers 19. Verder klinkt er steeds een bedreiging: de onderdrukten zullen opstaan en de rollen omkeren. Wie een ander een beker met vergif aanbiedt, zal nu zelf vergiftigd worden. God zal de beker van de één afnemen en aan de ander geven, vers 16. Het doet denken aan de beker van Gods toorn, die Jezus moest leegdrinken. De mensen hebben door hun zonden een beker met gif gevuld. Wat een wonder dat God besloten heeft dat Zijn eigen Zoon die beker leeg moet drinken! Jezus vraagt vlak voor zijn dood of Hij de beker wel echt moet drinken. Omdat Hij weet dat Zijn Vader het wil, drinkt Hij hem uit Zichzelf en zonder dwang. Tot slot klinkt er in het ‘wee’ een verwijt, zoals in vers 18: Hoe kun je nu denken dat een god die gemaakt is van hout of steen, hoger is dan de maker zelf? Hoe kun je ergens op vertrouwen waar geen geest in zit?

In het derde ‘wee’ wordt duidelijk gemaakt hoe de verhouding is tussen God en een goddeloos volk. In psalm 127 staat dat het zinloos is om zonder de zegen van God een huis te bouwen. De mensen waar het ‘wee’ aan gericht is bouwen de stad met bloed. Het is te vergelijken met arbeiders in onze tijd die worden uitgebuit en zelfs sterven vanwege de slechte werkomstandigheden. De goddelozen denken heel wat te bereiken, maar de profeet typeert het als je inspannen om vuur aan te maken, dus zorgen voor brandstof. Het vuur gaat vanzelf weer uit en dan houd je uiteindelijk niets over. Wat wel overblijft is Gods heerlijkheid, vers 14. Als de vijand aan de macht is en zich waant in onoverwinnelijkheid, staat God op en laat Hij zien Wie Hij is. 

De boodschap van Habakuk is dat de rechtvaardige in leven zal blijven en dat God laat zien Wie Hij is. Dat zijn twee kanten van dezelfde medaille. God leren we het best kennen in Zijn ontferming over Zijn kinderen. 

Habakuk 3


De ontwikkelingen in Israël, dat op het punt stond om door de vijand ingenomen te worden, riepen bij Habakuk grote vragen op. Fundamentele vragen, over de rol van God hierin. In de eerste twee hoofdstukken heeft God hem geantwoord. Het tweede hoofdstuk sluit af met de conclusie dat de Heere in Zijn heilige tempel is. Met zelfgemaakte afgoden kun je geen contact hebben, staat in het vers ervoor, maar God is te ontmoeten in Zijn tempel. Habakuk kent God persoonlijk en wil graag in Zijn aanwezigheid zijn. Een opgewekte christen ontmoette eens een Ierse marskramer en zei tegen hem: “Het is iets heel bijzonders om gered te zijn.” De marskramer antwoordde: “Weet je wat net zo bijzonder is? De verbondenheid te hebben met de Man die je gered heeft. Dan kun je met Johannes zeggen dat wij verbonden zijn met de Vader en met Zijn Zoon Jezus Christus, 1 Johannes 1:3.” Habakuk is verbonden met God in Zijn tempel en hij roept ons op om stil te worden in Zijn aanwezigheid, vers 20. Habakuk kan hier zowel de hemelse tempel mee bedoelen als de aardse, want hij gaat verder met een gebed of lied. Er staan instructies voor de zang en muzikale begeleiding bij. 

Aan het begin van het gebed doet Habakuk God een verzoek. Je zou verwachten dat een groot deel van het gebed bestaat uit vragen, maar hier vinden we die alleen aan het begin, vers 2b. Het verzoek is kort, maar wel veelomvattend en bestaat uit drie delen: blijf Uw machtige daden doen; laat Uw werken zien en straf niet zonder ontferming. In Israël spelen Gods daden in de geschiedenis een grote rol. Zijn krachtige ingrijpen in de geschiedenis van het volk geeft hoop voor de toekomst. ‘Houd in leven’ kan betekenen ‘maak ons opnieuw levend’. Dat lijkt hier meer op z’n plaats, want het volk is er slecht aan toe. Ze leven ‘in het midden van de jaren’, zo staat er letterlijk. Het volk zit middenin het oordeel van God. Maar zoals God het volk al vaak bevrijd heeft, zo is de verwachting dat Hij dat weer kan doen. 

In de Alpen was er een Sint-Bernardhond die vermoeid thuiskwam na een zoektocht van mensen die getroffen waren door een storm. De hond ging lusteloos in zijn kennel liggen en leek wel ziek. Zijn baas probeerde hem op te beuren, maar dat hielp niet. Hij was niet ziek, maar hij was somber, omdat de missie niet geslaagd was. Zo zouden christenen ook betrokken moeten zijn op de situatie van mensen die zonder God leven en verloren gaan. Uit het derde onderdeel van Habakuks vraag blijkt zijn betrokkenheid op zijn volk. Hij vraagt of God genadig is in Zijn straffen. Straf is niet per se negatief. Met kinderen die nooit gestraft worden, kan het de verkeerde kant op gaan. Eerst had Habakuk veel moeite met Gods plan om Zijn volk te straffen door de Babyloniërs. Nu weet hij dat dit de beste weg is voor Israël, maar hij vraagt om ontferming. Concreet is het een vraag dat er niet te veel slachtoffers zullen vallen en dat de schade in het land beperkt blijft.

Vers 3-15: Gods verschijning in grote kracht

Een verschijning van God in Zijn macht heet een theofanie. Het bekendste voorbeeld in de Bijbel is waarschijnlijk dat God verschijnt bij de wetgeving op de berg Sinaï. In Habakuk 3 vinden we de meest uitgebreide en gedetailleerde van het Oude Testament. Habakuk verwijst naar de tocht door de woestijn in vers 3 waar staat dat God van de Teman komt en van het gebergte Paran. Teman is een vruchtbaar gebied in Edom vlakbij Israël en de berg Paran lag in bergachtig gebied in de buurt van de Sinaï. God wordt ‘de Heilige’ genoemd. In Jesaja komt deze naam ook veel voor, 30 keer. ‘De Heilige’ kan wijzen op Gods volmaaktheid, morele perfectie, zoals in Jesaja, maar hier gaat het over Gods verhevenheid boven de wereld en boven Zijn vijanden. Habakuk vond dat het gebruikmaken van de Babyloniërs niet past bij Gods heiligheid. Nu ziet hij het grotere plaatje: God is heilig, omdat Hij hoog verheven is boven alle volken. Als Babel het volk Israël gestraft heeft, zal God ook Babel zijn kwaad vergelden.

God komt in Zijn majesteit. Het licht dat van Hem afstraalt is niet te vergelijken met natuurlijk licht, zoals de zon. Er zijn donkere wolken om Hem heen om de lichtglans wat te doven, zoals Mozes zijn gezicht moest bedekken toen hij in Gods aanwezigheid was geweest op de berg. De grootheid van de aarde, zoals de hoge indrukwekkende bergen, stelt ineens weinig meer voor als God komt. De ‘neutrale’ volken Kusjan en Midian beven. Middenin de Godsverschijning, vers 8, wordt de vraag gesteld waarom God in natuurgeweld komt. Wil Hij de natuur straffen? Vers 13 geeft het antwoord: God komt om Zijn volk te verlossen van de goddeloze. Habakuk somt op hoe de natuur reageert op Gods komst: de rivieren splijten de aarde open, de watervloed maakt een overweldigend geluid en de zon en maan staan stil. Het natuurgeweld is een intro op Gods echte werk: het geweld tegen de heidenvolken. 

Habakuk ziet al het geweld zwijgend aan. Hij staat er als een buitenstaander naar te kijken, maar het is zo heftig dat hij er emotioneel helemaal bij betrokken raakt. Hij voelt de spanning over zijn hele lichaam. Als hij beseft wat hij heeft gezien, Gods almacht en majesteit, geeft dat hem hoop en vertrouwen. God kijkt niet machteloos toe hoe de Babyloniërs straks zijn volk aanvallen en overwinnen. De vijand zal komen, dat is niet veranderd door het zien van het visioen, maar Habakuk heeft iets van Gods grootheid gezien en dat geeft hem hoop voor de tijd als het land verwoest wordt, als de vijgenboom wordt omgehakt en de olijfboom weinig vrucht geeft, als er geen opbrengst van het land is en er geen dieren meer over zijn. Als we dit hoofdstuk rustig lezen en ons voorstellen wat Habakuk gezien heeft, mogen ook wij onder de indruk komen van Gods majesteit en heiligheid. Als we nog vasthouden aan zonden, moet we die loslaten. Dan geeft dit gedeelte ons de kracht om zelfs blij te zijn wanneer we te maken hebben met tegenslagen. De Heere geeft niet alleen kracht, Hij ís mijn kracht, vers 19, want ik ben met Hem verbonden.

Share by: