Lectio divina

Ontstaan van lectio divina


Lectio divina is gebaseerd op de overtuiging dat de Bijbel, als deze studerend en biddend gelezen wordt, de levende stem van God is. Het belang van het samengaan van gebed en Bijbellezen vinden wij al in de Vroege Kerk, zoals bij Cyprianus van Carthago (3e eeuw voor Christus). Later is dit uitgewerkt in de monastieke traditie. (1)
In de kloosters staat de studie van de Bijbel centraal. Andere theologische boeken waren in het begin van de kerkgeschiedenis nauwelijks beschikbaar of te moeilijk. De Bijbel werd meestal hardop voorgelezen. Gods Woord lezen betekende dus letterlijk ook Gods Woord horen. Dat was nodig omdat de teksten geen leestekens hadden. Verder hielp het hardop lezen om de tekst te onthouden, wat weer de basis vormt voor mediteren. Hardop lezen maakt van lezen een gebed. (2)

De lectio divina wordt meestal onderverdeeld in vier stappen. De Carthaagse prior Guigo II vatte in De trappen van de monnik samen wat er in zijn tijd over geschreven werd: 

1. Lezen (lectio): de eerste keer de tekst lezen;
2. Meditatie (meditatio): herhaling van de gelezen tekst en reflectie op de tekst; 
3. Bidden (oratio);
4. Contemplatie (contemplatio): het aanschouwen van Gods heerlijkheid.
Soms wordt het handelen (operatio) of het doorstaan van beproevingen (tentatio) als een vijfde trap toegevoegd. (3)

Augustinus


De kerkvader Augustinus heeft niet alleen veel en diep nagedacht over de Bijbel zelf, maar heeft ook nagedacht over de manier waarop iemand de Bijbel kan lezen en begrijpen. Het goed begrijpen van de Bijbel is zeker niet altijd makkelijk en kost veel inspanning, met name om te kunnen bepalen wat de letterlijke en figuurlijke betekenis van de tekst is. Toch geeft Augustinus aan dat het doel van het lezen van de Bijbel is om God en de naaste meer lief te hebben. Hij schrijft dat als iemand een tekst eigenlijk niet goed begrijpt, maar daardoor toch komt tot liefde voor God en de naaste, dat niet verkeerd is. Het is als iemand die van de weg afraakt, maar via een onofficiële route toch weer op dezelfde weg terecht komt. Iemand moet eerst een Bijbelgedeelte lezen en uit het hoofd leren en daarna komt het begrip langzaam maar zeker. Hiervoor is wel een nederige houding nodig, omdat God Zich over de nederigen ontfermt. Mensen die in de gelegenheid zijn moeten veel studeren, waaronder vreemde talen. Daarnaast moeten ze toegang hebben tot verschillende versies van Bijbelteksten en kennis hebben van de geloofsleer om te komen tot geestelijke en intellectuele volwassenheid. (4)

Ontwikkeling van lectio divina


In de kloosters zijn allerlei regels opgesteld zoals de bekende Regels van Benedictus. De belangrijkste activiteiten waren Bijbellezen en werken. De beste uren van de dag waren voor het Bijbellezen. Het werken met de handen stond niet los van de ‘vrome’ activiteiten van de dag, want tijdens het werk kon over het gelezene gemediteerd worden. De Bijbel werd hardop voorgelezen in groepen van ongeveer 10 of tijdens de maaltijd. Zacht lezen werd ook wel gestimuleerd, om de stem te sparen en omdat dit soms meer begrip geeft van de tekst. Meditatie kreeg naast de betekenis van overdenken of reflecteren op de tekst de betekenis van het proces van het eigen maken van de tekst tijdens het (gezamenlijk) lezen en de rest van de dag door overdenken. (5).

Vanaf de zevende eeuw is er een verschuiving te zien van de aandacht voor de heilige Schrift naar de aandacht voor de Schrift voorzien van commentaar van kerkvaders. De gedachte was dat kennis over de Schrift door commentaren wordt verdiept. Het lezen van dit commentaar was echter geen vervanging van de meditatie. Immers, door meditatie en door naar Gods Woord te leven doet iemand pas recht aan de Schrift. De kloosters zijn dus niet alleen belangrijk geweest voor de overdracht van de Bijbel, maar ook van gezaghebbende bronnen. Er kan uiteraard te veel aandacht zijn voor uitleg van belangrijke personen uit de kerkgeschiedenis, maar het blijft waardevol dat op deze manier veel bronnen zijn overgeleverd. Juist in de tijd van de Reformatie werd veel terug verwezen naar de kerkvaders om aan de tonen dat de Reformatie geen nieuwe leer was.

Anselmus van Canterbury 


In de literatuur van de monastieke traditie spelen naast de Bijbel en citaten van kerkvaders ook meditatieve boeken een belangrijke rol. Denk aan het bekende werk Confessiones (Belijdenissen) van kerkvader Augustinus. Een ander voorbeeld is Orationes sive meditationes (Gebeden of meditaties) van Anselmus van Canterbury. (6) Deze werken lezen regelmatig als een gebed. Anselmus doet ook een oproep aan de lezer om rustig te lezen en regelmatig te pauzeren om de woorden te overdenken. Op de juiste manier lezen is belangrijker dan de hoeveelheid en zelfs de volgorde. De lezer moet zichzelf bij het lezen onderzoeken en zo de woorden eigen maken. Anselmus heeft dit zelf ook in de praktijk gebracht door steeds weer na te denken en stil te staan bij cruciale onderwerpen zoals de verzoening door het offer van Christus. Intellectueel heeft hij dit uiteengezet in Cur Deus homo (Waarom God mens werd), maar hij heeft hier ook veel over gemediteerd. Aan het eind van zijn leven schreef hij Meditatio redemptionis humanae (Meditatie over de verzoening van de mens). (7) Net als voedsel moeten de woorden gegeten en geproefd worden. Christus heeft voor onze zonden betaald door Zijn leven te geven. Wij ontvangen die genade alleen met een nederige en schuldbewuste geest. Intellect en emotie gaan samen: “Laat mij emotioneel ervaren, wat ik door kennis ontvangen heb.” 

Bernardus van Clairvaux


Een Bijbelboek dat bij uitstek geschikt is voor uitgebreide meditaties is het boek Hooglied. In de loop van de eeuwen zijn er tientallen commentaren op geschreven. Het is geen makkelijk boek en daarom is het vergeleken met ‘vast voedsel’. Een van de bekendste mystieke schrijvers is Bernardus van Clairvaux. Tijdens zijn leven heeft hij regelmatig preken geschreven over Hooglied, bestemd om voor te lezen aan geestelijk volwassenen. Hij ziet de letterlijke betekenis van Hooglied niet als een belemmering, zoals sommige anderen voor hem wel, maar als een onderdeel om tot de diepte van de Schrift te komen. Om de tekst te begrijpen moet iemand in de tekst stappen en geestelijke ervaringen hebben om te weten waar het over gaat. Bernardus is zich bewust van de interactie tussen de tekst en de lezer. (8) Bij hem zien we misschien wel het hoogtepunt van de geschiedenis van de lectio divina.
Deze tekst is gebaseerd op het boek: Duncan Robertson. Lectio Divina: The Medieval Experience of Reading. Cistercian Publications Inc, 2001.
1. pagina xi; 2. p. xiv; 3. p. xvii; 4. p. 50-57; 5. p. 92-98; 6. p. 145-149; 7. p. 154-155; 8. p. 199-202.
Share by: