Galaten

Galaten

Galaten 1



In onder andere de stad Damascus werd gestreden tijdens de Syrische burgeroorlog. In 2013 kwam in het nieuws dat daar gifgas werd ingezet. Damascus is bijzondere stad, omdat het één van de oudste steden ter wereld is. Het is dus een stad met geschiedenis. Het is de oudste ononderbroken bewoonde stad ter wereld, afgezien van de verovering door de Assyriërs in 732 voor Christus. De stad was in de tijd van Paulus een oase op de grens van Syrië en de woestijn van Arabië. Paulus verbleef volgens Handelingen 9 in de straat die ‘de Rechte’ genoemd werd, die lag van Oost naar West door de stad en lag op de grote handelsroute. Je kunt deze anderhalve kilometer lange straat nog steeds bezoeken. Aan beide kanten van de weg stonden pilaren waarvan de overblijfselen nog te zien zijn. Aan het begin en het eind van de straat stonden poorten. In deze straat is ook een kapel van Ananias, waar volgens de traditie Paulus gedoopt zou zijn. Damascus is voor Paulus zeker een stad met geschiedenis. In deze stad heeft een ingrijpende gebeurtenis in zijn leven plaatsgevonden. Hij werd van een vervolger van de gemeente een prediker in dienst van de gemeente. Het is begrijpelijk dat de christenen in het begin enige scepsis hadden en tijd nodig hadden om dit te verwerken.


In de Galatenbrief schrijft Paulus relatief veel over zichzelf, net als in de brieven aan de gemeente van Korinthe. Hij doet dat om de mensen terug te brengen bij het evangelie. Uit de brief aan Korinthe kun je opmaken dat mensen daar twijfelden aan zijn gezag als apostel. De Galatiërs zijn het pure evangelie kwijtgeraakt en hebben het vermengd met wettisisme. Christenen met een heidense, niet-Joodse achtergrond worden gedwongen zich aan Joodse wetten te houden. Het is Paulus erom te doen dat de mensen vasthouden aan de boodschap van het kruis. Door te geloven in Jezus Christus worden wij gerechtvaardigd en dan word je dus niet door het houden allerlei wetten gerechtvaardigd, Galaten 2:16. Je leeft dan niet meer als slaven, maar je leeft door de Heilige Geest in vrijheid. Paulus’ eigen leven is daar een voorbeeld van. Hij leefde eerst als slaaf. Hij had een verkeerde ijver. Maar Jezus greep hoogstpersoonlijk in zijn leven in en dat was het begin van een ander, vrij leven.


Paulus is onaangenaam verrast dat de gemeenteleden in Galaten zo snel van zijn boodschap, het evangelie, zijn afgeweken. Hij is niet bepaald in een goede stemming als hij deze brief schrijft. Het is zijn meeste felle brief. Er is daarom ook geen woord van dank in het eerste hoofdstuk. Hij begint zoals elke soortgelijke brief in zijn tijd met de vermelding van zijn naam en een groet. En dan uit Paulus direct zijn verbijstering dat ze het evangelie al aan het kwijtraken zijn, vers 6. Al zou een engel uit de hemel een ander evangelie verkondigen, dan nog zouden ze dat niet aan moeten nemen, vers 8. En degene die een ander evangelie brengt, is vervloekt, vers 9. In het laatste deel van het hoofdstuk staat een stukje uit de biografie van Paulus en dat loopt door tot halverwege het tweede hoofdstuk.


Paulus schrijft aan gemeenteleden in Galatië. Dit was een Romeinse provincie in het hart van het huidige Turkije. De oorspronkelijke, ethnische Galatiërs, kwamen van een Keltische volksstam. Zij woonden al een paar honderd jaar voor Christus in het noordelijk deel van de provincie Galatië. In het zuidelijk deel van de provincie liggen de plaatsen Ikonium, Lystre en Derbe, die Paulus op zijn eerste zendingsreis bezocht. Er is wel discussie geweest over de vraag aan wie Paulus deze brief nu precies stuurde. In de Vroege Kerk werd wel gedacht dat het de mensen in het noordelijke deel waren, omdat de grenzen van de provincie later veranderden en het zuidelijke deel eraf viel. Toch ligt het meer voor de hand om te stellen dat het de gemeenten zijn die Paulus in het zuiden bezocht heeft.


Aan het eind van het hoofdstuk beschrijft Paulus zijn leven in de tijd voordat hij zijn eerste zendingsreis maakt. Het is een tijd waar wij weinig over weten. Je zou kunnen zeggen dat God hem in die tijd heeft klaargemaakt voor zijn zendingsreizen. Niet dat hij daarvoor niet evangeliseerde, maar niet met zoveel effect als bij zijn reizen. Hij is een tijd in de woestijn in Arabië geweest. Daarna keerde hij terug naar Damascus, waar hij het evangelie bracht. Paulus ondervond sterke weerstand in Damascus en andere christenen moesten hem vanuit een huis aan de rand van de stad met een mand de stad uit helpen ontsnappen. Paulus ontvluchtte Damascus en ging naar Jeruzalem, waar hij Petrus en Jakobus ontmoette. Het laatste wat het eerste hoofdstuk vermeld, is dat hij daarna in Syrië en Cilicië verbleef en daar waarschijnlijk de gemeenten diende.


De laatste decennia is er een andere kijk gekomen op de Galatenbrief. Het gaat volgens het zogeheten nieuw-Paulusonderzoek om de vraag wie er deel uitmaken van Gods volk. De Joden hebben door de geschiedenis heen gemerkt dat anderen de Joden hun identiteit wilden afnemen. De Grieks-Syrische koning Antiochus IV Epiphanes gaf in een brief de opdracht dat zijn hele rijk één volk moest worden en dat de Joden dus hun godsdienstige gewoonten op moesten geven. Hier kwamen de Joodse vrijheidsstrijders tegen in opstand. Paulus was voor zijn ervaring in Damascus zo’n vrijheidsstrijder. Hij moest tot het inzicht komen dat het heil ook voor andere volken is. De kern van de brief is dan Galaten 3:26-28, waar staat dat allen door het geloof zonen van God zijn, daarin is geen onderscheid tussen Jood en Griek, slaaf of vrije, mannelijk of vrouwelijk. Dit nieuwe perspectief is een correcte op de lezing van de brief tegen de achtergrond van Luthers’ ontdekking van de rechtvaardiging door het geloof alleen. Luther raakte zeer gehecht aan de Galatenbrief. Hij noemde haar zijn Käthe, naar de naam van zijn vrouw. Het was voor Luther een bevrijding dat hij niet meer door goede werken zalig hoefde te worden en kon worden.



Het lijkt mij logisch en wenselijk dat we de Galatenbrief niet alleen lezen vanuit de ervaring die Luther had. We hoeven ons niet te herkennen in de heftige worsteling om gered te worden. Er is niet één weg naar het evangelie toe. Wel moeten we ons herkennen in zijn blijdschap dat hij het evangelie ontdekte. Maar om nu te zeggen dat Paulus door zijn ervaring alleen moest inzien dat het heil ook voor de andere volken is, en dat hij daarom in Damascus niet bekeerd is, maar een verbreding van zijn perspectief kreeg, lijkt mij een onterechte opmerking. Ik begrijp wat ze ermee willen zeggen, maar dat doe je niet op deze manier. Het nieuw-Paulusonderzoek biedt boeiende inzichten, maar komt soms ook tot mijns inziens vreemde en doorgeschoten conclusies. 

Galaten 2



In mei 1945 werd in Wageningen de overgave van de Duitsers getekend. Dat betekende niet dat er daarna helemaal geen schoten meer hebben geklonken. Wekenlang waren er nog Duitsers in Nederland en ook lieten soms gefrustreerde NSB’ers, foute Nederlanders, van zich horen. Er zijn nog tientallen schietpartijen geweest, zoals op de Dam in Amsterdam waar 32 mensen omkwamen. Af en toe wordt er een ander incident opnieuw naar buiten gebracht, zoals een schietpartij in Monster. Enkele NSB’ers reden naar Hoek van Holland waar het Duitse leger was. Bij de molen in Monster kregen ze een lekke band. Ze gingen naar een garage, maar werden ontdekt door leden van de Binnenlandse Strijdkrachten. Ze werden beschoten en gearresteerd. Even later werden ook de achterbleven NSB’ers bij de auto bestookt.


In de Galatenbrief gaat het erover dat mensen vrijheid gekregen hebben, maar deze al snel weer kwijtraken. Er ontstaan vlak na de ‘bevrijding’ nieuwe conflicten. Er waren mensen die de gemeente binnengekomen waren en de vrijheid in gevaar brachten. Paulus schrijft in vers 4 dat deze mensen valse broeders zijn die in de gemeente spioneren.  Ze hielden in de gaten hoe de gemeenteleden met de vrijheid in Christus omgingen. En dat gaf hen reden om met kritiek te komen en in te grijpen. De wet werd volgens hen tekort gedaan. Als je bij het volk van God wilt horen, kun je niet de wet van God loslaten. Deze ‘spionnen’ en strijders voor het handhaven van de wet, beïnvloedden ook de gemeenten in Galaten.


In de Galatenbrief wil Paulus de gemeenten terugbrengen bij het zuivere evangelie. In het vorige hoofdstuk schreef hij dat de gemeenten waren overgegaan op een ander evangelie. Het zuivere evangelie is dat Jezus Christus gestorven is voor zondaren, mensen die de wet niet gehouden hebben en daarom schuldig zijn voor God. Door erop te vertrouwen dat Christus in onze plaats gestraft is en zelfs gestorven is, ontkomen wij aan de straf. Dan moeten we niet alsnog proberen om te doen alsof wij toch de wet wél kunnen houden. Dan is Christus eigenlijk ook voor niets gestorven. Paulus heeft in zijn leven ontdekt dat hij tekortschiet in het houden van de wet. De wet is veeleisend. Niemand is in staat om alles goed te doen en dat ook met de juiste instelling te doen, namelijk uit liefde tot God en de naaste. Iedere Jood beseft natuurlijk wel dat niemand de wet volmaakt kan houden en daarom is ieder mens ook van Gods barmhartigheid en vergeving afhankelijk. Maar Paulus ontdekte dat die vergeving ontvangen wordt door te geloven in Jezus Christus.


Het probleem is dat er in de tijd van Paulus sommigen zijn die zeggen dat iedereen die bij Gods volk wil horen, zich aan de wet moet houden, inclusief de besnijdenis. Dat gaat Paulus te ver. Hij noemt het voorbeeld van Titus, een niet-Jood die christen is geworden, maar zich niet heeft laten besnijden. Hij is met Titus naar Jeruzalem geweest, Barnabas was er ook bij, vers 1. Hij had speciaal een openbaring ontvangen waardoor hij wist dat hij naar Jeruzalem moest gaan. De apostelen in Jeruzalem vonden het geen probleem dat Titus niet besneden was. Dus als de apostelen, die zelf ook joodse christenen zijn, er geen moeite hadden dat een heiden niet besneden was, moeten de ‘spionnen’ van de gemeenten dat ook niet doen.


Paulus brengt in zijn betoog dus een deel van zijn biografie aan de orde. In hoofdstuk 1 is hij daarmee begonnen en dat loopt door tot hoofdstuk 2:10 of 14. In hoofdstuk 1 schreef hij over zijn eerste bezoek aan Jeruzalem. Toen was hij er maar vijftien dagen. Zijn tweede bezoek, beschreven in dit hoofdstuk, is jaren later, maar dan spreekt hij meer apostelen en ze zijn het eens met zijn verwoording van het evangelie. Het is belangrijk dat Paulus de gemeente in Jeruzalem en de apostelen noemt, want dat is gezaghebbend. Later zou er in Jeruzalem een vergadering gehouden worden over de vraag aan welke wetten de andere volken zich moeten houden, Handelingen 15. De claim van sommigen dat iedereen zich moest laten besnijden en zich aan de wetten houden, zorgde voor zoveel onrust dat de apostelen hierover een uitspraak wilden doen.


Paulus laat zich niet gek maken en hij laat zich de christelijke vrijheid niet ontnemen. Dat kan niet van iedereen gezegd worden. Petrus treedt minder overtuigend op, vers 12. Petrus heeft zelf in een visioen van God gehoord dat hij niet onrein mag verklaren wat God rein verklaart, Handelingen 10. Hij denkt dat hij als jood zich verontreinigt door het huis van een heiden binnen te gaan. Hij moet leren dat hij toch bij de heiden naar binnen kan gaan en dat hij daar het evangelie mag brengen. In Handelingen 10 doet hij dat daadwerkelijk, door in het huis van Cornelius het evangelie te verkondigen. Toch wordt hij bang gemaakt door sommige gelovigen uit de kring van Jakobus in Jeruzalem. Hij durft niet bij de heidenen in Antiochië te blijven. Paulus spreekt hem daar openlijk op aan.



Paulus buigt niet voor de eisen van sommige joden. Hij heeft er fundamentele bezwaren tegen en die legt hij uit in het laatste deel van het hoofdstuk, vers 15-21. We kunnen niet zalig worden door ons aan de wet te houden. Wij hebben Christus nodig, niet als een aanvulling, maar als ons fundament: door Christus zijn wij rechtvaardig. Het geloof in Jezus Christus is het belangrijkste geworden in zijn leven. Hij is gestorven voor de wet en Christus leeft voortaan in hem. Het geloof in Christus geeft geen aanleiding om maar te doen waar je zin in hebt en de wet met voeten te treden. Dan zou Christus een dienaar zijn van onze zonden. Hij staat niet in dienst van de zonde, vers 17. Ik ben met Christus en niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij.

Galaten 3



In de eenentwintigste eeuw zijn wij eraan gewend dat er veel verschillende kerken of gemeenten zijn. Je gaat meestal naar de kerk waarvan jij vindt dat die een goede visie hebben op de christelijke leer en leven. Dat is mogelijk bepaald door onze opvoeding en het heeft ermee te maken hoe we de Bijbel uitleggen. Veel mensen maken zich niet druk om de verschillen. Als je het er niet mee eens bent, ga je toch naar een andere gemeente? In de tijd van Paulus waren er nog geen denominaties, want de kerk bestond nog maar net. Er ontstaat al vrij snel onenigheid en dat zorgt voor serieuze problemen. Er zijn mensen die beweren dat je, als je christen wilt zijn, je moet houden aan de wetten van Mozes, inclusief wet over de besnijdenis. Paulus tilt hier zwaar aan. In deze tijd zouden mensen kunnen denken: als je de regels over besnijdenis belangrijk vindt, dan houd je je daar toch aan? Paulus doet er niet makkelijk over. Hij ziet dat door het houden van de wetten het evangelie aan de kant gezet wordt. In het eerste deel van hoofdstuk 3 plaatst hij het naleven van de wet tegenover de verkondiging van het evangelie. Hebben ze de Heilige Geest ontvangen door het naleven van alle regels of doordat zij het evangelie gehoord en geloofd hebben, vers 5?


De joodse christenen die de gemeenten van Galatië zijn binnengedrongen vinden het ondenkbaar dat de wet aan de kant geschoven kan worden. Ze zijn als Joden gewend dat de besnijdenis belangrijk is voor hun identiteit als Jood en als volk van God. Paulus wil niet zeggen dat de wet aan de kant gezet wordt, maar dat bepaalde wetten nu niet meer letterlijk gehouden hoeven te worden, zoals er ook geen offers meer gebracht hoeven te worden, omdat Christus eens en voor altijd voor de zonden is gestorven. De vraag aan welke wetten christenen zich moeten houden, hield de gemeenten dus sterk bezig. Daarom besloten de apostelen om hier duidelijkheid over te geven door een apostelconvent, een vergadering, te organiseren. In Handelingen 15 staat wat er op die vergadering gezegd en besloten is. Paulus verwijst in deze brief niet naar dit besluit en daarom is de brief waarschijnlijk eerder geschreven.


In deze brief slaat Paulus een behoorlijk heftige toon aan. We zien dat in de eerste woorden van het hoofdstuk, waar staat: “Domme Galaten!” Wij zouden zeggen: jullie hebben je verstand verloren. Het is natuurlijk geen intellectueel probleem, maar ze zijn het evangelie aan het kwijtraken. Het is niet zo dat de gemeente er hopeloos voor staat, maar het is wel een heel gevaarlijke situatie waar ze zich in bevinden. Ze zijn onder een verkeerde, een boze macht gekomen. Ze zijn betoverd, of in de ban geraakt, vers 1. Het is niet te veel gezegd dat de duivel hier achter zit, want er staat “wie heeft u betoverd?” Het woord ‘betoverd’ of ‘gehypnotiseerd’ komt verder niet in het Nieuwe Testament voor. Het geeft aan dat de Galaten zichzelf niet meer zijn.


Paulus reageert in dit hoofdstuk emotioneel op de dwaling van de gemeenten. Het gaat hem aan het hart dat ze van het evangelie afdwalen. En hij heeft ook een inhoudelijk verhaal om aan te wijzen wat er fout gaat. Hij stelt de gemeenten de vraag of ze de Heilige Geest hebben ontvangen door het houden van de wet of door het geloof. Vanaf Pinksteren is de Geest uitgestort op de mensen die geloven en niet op de mensen die zich zo hebben ingezet voor de wet. Geloven en de Heilige Geest horen bij elkaar. Paulus brengt het voorbeeld van Abraham in, omdat hij de vader van de gelovigen is. Abraham geloofde, hij deed wat God hem opdroeg. Hij vertrouwde erop dat God de waarheid sprak en daar stemde hij zijn toekomstplannen op af.


In de geschiedenis heeft regelmatig de vraag gespeeld of de wetten van Mozes van belang zijn voor de kerk. Paulus zet in dit hoofdstuk de wet en het geloof tegenover elkaar. Je wordt óf door de wet zalig óf door het geloof. En zalig worden door de wet is niet mogelijk, want dat kan alleen als je je er volledig aan houdt. Theoretisch kun je door de wet zalig worden, maar als je een fout maakt, ben je vervloekt, want daar waarschuwt de wet tegen, vers 10. Zalig worden via de wet is daarom bij voorbaat een kansloze missie. Het wonder is dat Christus onze plaats heeft ingenomen. Wij zijn vervloekt, omdat we de wet niet volledig houden, maar Christus is aan het kruis gestorven en werd zo vervloekt, want er staat ‘vervloekt is ieder die aan een hout hangt’.



Een kernwoord in dit hoofdstuk is ‘de belofte’. Geloven is afgaan op de dingen die God belooft. God belooft Abram te zullen zegenen en een kostbaar land te geven en Abram neemt dat voor waarheid aan. De andere volken zullen in Abraham gezegend worden. De beloften voor Abram gelden ook voor zijn familie. Paulus wijst er nog op dat de beloften aan ‘de nakomeling’ of ‘het nageslacht’ zijn gedaan. Er staat enkelvoud, en daarmee wordt Christus bedoeld. Via Christus geeft God ons nu zijn beloften. In Christus wil hij ons zegenen en zalig maken, of we nu jood of Griek zijn, of slaaf of vrije, of man of vrouw. Het punt dat Paulus hier dus maakt is dat Christus ons geeft, wat wij door de wet niet kunnen krijgen. De wet staat tegenover het evangelie, maar het gaat hier om de vraag hoe iemand gerechtvaardigd wordt. Dat wil niet zeggen dat je je als christen, jood of heiden niet aan de wet hoeft te houden. Daar spreken de apostelen zich in het apostelconvent over uit, Handelingen 15.

Galaten 4



Rond de tijd van de verloving van (toen nog) prins Willem-Alexander en Máxima speelde de vraag welke rol de vader van Máxima had in het dictatoriale regime van Videla. Hij was staatsecretaris van Landbouw in een tijd dat in Argentinië duizenden mensen zijn verdwenen. In maart 2001 verwees Willem-Alexander in een persconferentie naar een brief waarvan de inhoud in het voordeel was van Máxima’s vader. Deze brief bleek alleen niet betrouwbaar, want hij was door Videla zelf geschreven. Op de dag van de bekendmaking van de verloving sprak Willem-Alexander met de Nederlandse pers en zei dat het stom was geweest dat hij naar die brief verwees. Máxima noemde hem daarom tot twee keer toe ‘een beetje dom’. De woorden van Máxima waren ingestudeerd, maar toch maakten ze voor veel mensen alles goed. Het was dom, maar niet zo erg dat je niet meer verder kunt. In Galaten 4 schrijft Paulus over de mensen in Galatië die erg welwillend waren toen hij bij hen was, maar ze zijn naïef geweest en hebben zich te makkelijk door anderen bij het evangelie weg laten halen.


In de gemeente van Korinthe werd Paulus door sommigen met argwaan beluisterd. Hij stelde niet zo veel voor. In Galatië echter heeft Paulus aan erkenning geen gebrek: de mensen haalden hem als een engel en zelfs als Christus Zelf binnen. Ze behandelden hem uiterst vriendelijk en hadden alles voor hem over, ze hadden zelfs hun ogen voor hem uit willen trekken, vers 15. Helaas waren de gemeenten ook zo vriendelijk tegen de joodse christenen die claimden dat iedereen zich aan de wetten van Mozes moet houden, dus ook de besnijdenis. De dwaling van de gemeenten was misschien naïef, het is wel een serieus probleem geworden. Paulus noemt de mensen zijn kinderen, maar hij vraagt zich wel ernstig af of het nog wel goedkomt. Daarom zet hij in dit hoofdstuk duidelijk uiteen wat er mis is met de dwaling van de gemeenten.


In het eerste deel van het hoofdstuk, vers 1-7, legt Paulus het verschil uit tussen een leven als slaaf en een leven als vrij man of vrouw. Als je een slaaf bent, dan heeft een ander de leiding over jou. Zo zijn de mensen in Galatië weer gaan leven. Ze zijn teruggekeerd naar de grondbeginselen van de wereld, vers 3. De Grieken kenden de vier grondbeginselen van de wereld als aarde, water, lucht en vuur. Ze hadden de elementen vergoddelijkt en voor elk element een goddelijke naam bedacht zodat ze de elementen konden vereren. Zonder Christus is iemand onderworpen aan de duistere machten van de wereld. Christus heeft alles anders gemaakt. Door Hem mogen de mensen erfgenamen en kinderen van God zijn.


In het middelste deel van dit hoofdstuk gaat Paulus in op de situatie van de gemeenten. Ze staan op het punt zich helemaal in beslag te laten nemen door de joodse wetten. Er zijn joden die een wig proberen te drijven tussen Paulus en de gemeente. De gemeenten zijn nog niet zover dat ze de besnijdenis hebben geaccepteerd, Galaten 5:2, maar ze lijken ervoor open te staan. Ze worden eerst gedwongen om zich aan de joodse kalender te houden, hoofdstuk 4:10, met de bijbehorende dagen, maanden, seizoenen/tijden en jaren. De dagen gaan waarschijnlijk over de sabbat, de maanden over de rituelen bij nieuwe maan, de seizoenen/tijden over de jaarlijkse feesten die afhankelijk zijn van het seizoen en de jaren gaan over gebeurtenissen die om de zoveel jaar terugkomen, zoals Sabbatsjaar en Jubeljaar. De vier termen zijn dus een samenvatting van alle joodse rituelen. Als de gemeenten zich hier echt allemaal aan gaan houden, beschouwt Paulus zijn inzet voor hen als verloren moeite. Als ze zich zo door regels gaan laten leiden, dan weten ze niet waarvoor Christus gestorven is en hebben ze de Heilige Geest ook niet meer nodig.


In het laatste deel van het hoofdstuk illustreert Paulus het leven onder de wet of het leven in vrijheid aan de hand van twee personen uit het Oude Testament: Sara en Hagar. Abraham kreeg de belofte dat hij een zoon zou krijgen ook al was hij oud. Hij besloot dat hij wel bij Hagar een kind kon krijgen, maar dat was niet Gods bedoeling. Hagar staat voor de wet. Bij de wet is de mens op zichzelf aangewezen. God wil dat mensen op Hem vertrouwen en dat hij dingen doet die normaal gesproken niet mogelijk zijn. Hij geeft Abraham daarna een kind bij Sara. In vers 24 schrijft Paulus dat de geschiedenis van Hagar en Sara een diepere betekenis heeft. In het Grieks staat het woord ‘spreken in een allegorie’. Paulus geeft een allegorische uitleg. Allegorische exegese was een gebruikelijke manier in de tijd van Paulus om in allerlei teksten een verborgen betekenis te vinden. De werken van Homerus zijn allegorisch uitgelegd. De joodse Philo van Alexandrië stond er ook bekend om en christenen in Alexandrië zijn hiermee verder gegaan, een bekend hiervan voorbeeld is Origines. Paulus’ allegorische uitleg in dit hoofdstuk is goed te volgen. Er zijn ook voorbeelden van allegorie waarvan de logica ver te zoeken is. Zo’n uitleg voegt dan weinig toe.



Paulus vergelijkt Hagar met de berg Sinaï. Abrahams keus voor Hagar was gedaan bij gebrek aan vertrouwen dat God bij Sara een kind zou geven. Voor het houden van de wet heb je in principe ook geen geloof nodig en daarom lijkt de keuze voor Hagar op de wet. Het gaat er natuurlijk niet om dat Hagar als persoon nergens voor deugt en er totaal niet toe doet. Het gaat om Abrahams keuze voor Hagar uit ongeloof. Hagar staat voor de berg Sinaï en ook voor het huidige Jeruzalem, omdat dat het centrum is van de joodse godsdienst waar de wet centraal staat. Tegenover de berg Sinaï in de woestijn en het aardse Jeruzalem enerzijds staat de hemelse stad Jeruzalem anderzijds. Paulus noemt het Jeruzalem dat boven is om aan te geven dat de christenen leven in de laatste dagen en dat het hemelse Jeruzalem binnenkort zal neerdalen. Dan zal de definitieve vrijheid aanbreken en daar moeten de gemeenten naar uitkijken.

Galaten 5



In 1 Koningen 12 krijgt koning Rehabeam, de zoon en opvolger van koning Salomo, de vraag van het volk of hij de belasting kan verlagen. Rehabeam wil er drie dagen over nadenken. Hij schakelt de hulp in van zijn adviseurs. De ouderen vinden het verstandiger om toe te geven aan de wens van het volk, maar de jongeren adviseren hem om hard op te treden. Rehabeam luistert naar de jonge adviseurs en verzwaart de belasting. Uiteindelijk leidt dit echter tot een scheuring van het rijk dat onder zijn vader groter en machtiger was dan ooit. Paulus schrijft in de Galatenbrief over twee ‘adviseurs’. Je kunt je als mens laten adviseren en leiden door het vlees, dat zijn je eigen begeerten, of door de Geest.


Het hoofdstuk begint met een aansporing van Paulus om ‘standvastig te zijn’. In zijn brief legde hij tot hier toe steeds uit wat het probleem van de Galaten is. Diepgaand heeft hij beschreven hoe het zit. Het evangelie is voor Jood en niet-Jood. Paulus heeft zich daar als apostel voor ingezet en hij heeft anderen, zelfs de apostel Petrus, terechtgewezen als ze het evangelie wilden beperken tot de Joden alleen. In de gemeenten in Galatië hebben Joodse christenen voor onrust gezorgd door te beweren dat iedereen zich aan de wetten van Mozes moet houden, inclusief de ceremoniële wetten, zoals besnijdenis. Dat gaat in tegen het evangelie, want zo maak je je weer slaaf van de wet. Paulus had gewezen op Abraham die geloofde en daarom rechtvaardig werd gerekend en niet omdat hij zich aan de wet hield. In hoofdstuk 3 deed hij een oproep: “Begrijp dat je door het geloof kinderen van Abraham bent”, hoofdstuk 3:7. En ook in ons hoofdstuk staat een oproep: “Sta vast! Laat je niet omverduwen door mensen of claims van mensen! Waardeer de vrijheid.” Op allerlei manieren kunnen gemeenteleden elkaar de vrijheid ontnemen omdat ze vinden dat het er in de kerk op een bepaalde manier aan toe zou moeten gaan. De gemeenteleden in Galatië hebben veel minder kennis van de Bijbel dan de Joodse christenen en ze laten zich daarom makkelijk gezeggen.


Het probleem van het willen houden van de wet van Mozes is fundamenteel. Als je je laat besnijden, vers 3, dan ben je verplicht om je aan heel de wet te houden en dat kan geen mens. Je wilt dan zelf rechtvaardig worden en zet Christus aan de kant. In de verzen 13-21 voegt Paulus daaraan toe dat je dan leeft in het vlees, de zondige natuur. Het vlees staat voor de lusten van de mens. Lusten die op je eigen eer en genot uit zijn. Voor wie het nog niet duidelijk vindt, heeft Paulus een rijtje opgesomd in vers 19-21 wat dit concreet maakt. Paulus lijkt ineens over iets anders te beginnen. Tot hier toe ging het over het probleem van het houden van de wet om rechtvaardig te zijn en hier gaat het over allerlei lusten, vormen van egoïsme en eerzucht. Paulus wil hiermee duidelijk maken dat wie rechtvaardig wil zijn door de wet, net zo goed vleselijk leeft. Deze mensen gaan namelijk slecht om met anderen, vers 15. Ze vallen elkaar aan. Ze maken de gemeente en de mensen kapot. Dat is hetzelfde als leven naar je lusten en egoïsme, want dan ben je ook destructief bezig. De mens als schepsel van God maak je kapot. In het rijtje staat bijvoorbeeld dronkenschap en wij zeggen wel dat drank meer kapot maakt dan je lief is. Het lichaam van de mens is bedoeld als tempel van de Heilige Geest en die wordt kapot gemaakt door drank.


Het noemen van een lijst van zonden of immoreel gedrag is een bekend verschijnsel in Paulus’ tijd. We zien het op andere plekken in zijn brieven en ook in vroegchristelijke bronnen zoals de Didachè en de brief van Barnabas. Het doel ervan is bij Paulus niet om te laten zien dat de kerk zo’n hoge moraal heeft, maar dat de moraal van de wereld juist nog zo te vinden is in het midden van de gemeente. Van veel zonden kon de gemeente maar moeilijk definitief afscheid nemen, zoals tolerantie op seksueel gebied.


Tegenover het centraal stellen van je egoïstische wensen staat het leven door de Geest. Een christen laat zich leiden door de Geest, vers 18. Paulus somt op wat past bij het wandelen door de Geest. Hij noemt het een vrucht. Bij het vlees had hij het niet over de ‘vrucht’, maar over de werken. Dat doet hij echter niet zozeer omdat het beeld van een vrucht niet zou passen bij de zonden, want in het volgende hoofdstuk vergelijkt hij de zonden wel met zaaien en oogsten, hoofdstuk 6:8.



Als eerste in de rij noemt Paulus de liefde. De liefde is de belangrijkste van allen. Hiervoor, in hetzelfde hoofdstuk, vers 13-14, staat dat mensen die in vrijheid leven elkaar dienen uit liefde. En de liefde is ook de samenvatting van de wet. Gods liefde voor de wereld en Christus’ liefde voor verlorenen bewegen Paulus ertoe om het evangelie te verspreiden. Het is de kracht achter zijn werk. De Geest is over de gelovigen uitgegoten en dat verandert een mens totaal. Negen woorden noemt Paulus voor de vrucht van de Geest. Het is niet per se een volledige lijst, maar het laat zien hoe veelzijdig en rijk het werk van de Geest is.

Galaten 6



Een aantal jaar geleden brak er brand uit in een rijtjeshuis in Eindhoven. Het begon in de keuken, waarschijnlijk door kortsluiting. Boven lagen mensen te slapen. De hond merkte het en begon te blaffen, zodat de mensen boven gewaarschuwd werden. Ze konden zelf het huis niet meer uit en uiteindelijk heeft de brandweer hen door het raam naar buiten geholpen. In Galaten 6 schrijft Paulus dat de mensen elkaar in het oog moeten houden. Als iemand een misstap begaat, moeten de anderen hem of haar daarop wijzen, vers 1. Het woord dat hier in de grondtekst staat geeft aan dat iemand ongemerkt of onbedoeld in een zonde valt. Het gaat niet om een bewuste overtreding. Je hebt het zelf in eerste instantie misschien niet eens door. Dan kan een ander je erop wijzen. Het is belangrijk om zo snel mogelijk te breken met de zonde om niet alleen schade aan jezelf, maar ook aan de gemeente te voorkomen.


Paulus voegt er in het eerste vers nog aan toe dat het ook belangrijk is jezelf in de gaten te houden. Het is vaak makkelijker om de fouten van een ander te zien, maar als je niet oppast, val je zelf in verzoeking. Sommige gelovigen beschouwden zichzelf als heel geestelijke mensen. Ze meenden boven de andere, ‘gewone’, gelovigen te staan. Helaas zien we in het Nieuwe Testament steeds dat mensen zichzelf in het Koninkrijk toch net wat beter vinden, uitsteken boven de rest. De discipelen maakten er zelfs bij het laatste avondmaal nog ruzie over. Ook in de eerste gemeenten speelde dit, zoals in de gemeente van Rome en Korinthe en dus ook in Galatië.


Paulus wil dus dat de mensen elkaar op een positieve manier in de gaten houden. Er waren sommige joodse christenen die anderen op een negatieve, veroordelende manier in de gaten hielden. Ze letten erop of iedereen zich wel aan de wetten van Mozes hield. Paulus heeft in deze brief laten zien wat daar mis mee is. Hier schrijft hij hoe het wel zou moeten zijn. De mensen moeten elkaars lasten dragen, vers 2. In vers 10 staat zelfs dat de gelovigen beter oog moeten hebben voor elkaar dan voor de mensen buiten de gemeente. Als de gemeente onderling verdeeld is, maakt dit een slechte indruk op de buitenwereld.


In de Galatenbrief haalt Paulus regelmatig fel uit. Al zijn inzet voor de gemeente dreigt voor niks te zijn geweest als ze niet afrekenen met de dwaalleer van sommige joodse christenen. In de verzen 4-8 klinkt opnieuw een waarschuwende toon. Wie ruzie blijft zoeken en zijn eigen egoïstische verlangens volgt, zal zichzelf eens tegenkomen. Leven in het vlees, toegeven aan de verkeerde neigingen, leidt tot de eeuwige ondergang. Wie zich door de Geest laat leiden zal het eeuwige leven oogsten.


Paulus sluit de brief persoonlijk af. Hij wijst de gemeente op de grote letters waarmee hij schrijft. Sommigen denken dat Paulus een oogziekte had en daarom groot schreef. Eerder in de brief had hij het er ook over dat de mensen hun ogen wel hadden willen uittrekken en aan hem willen geven, zo vriendelijk waren ze voor hem geweest. Toch is dit onzeker. Het is ook niet bekend of Paulus zelf de hele brief schreef, of dat een ander dat voor hem deed en hij zijn naam eronder schreef. In elk geval, het belangrijkste is dat Paulus nog één keer zijn intenties duidelijk maakt. Het gaat hem in alles om het kruis van Christus. Mocht iemand zich nog afvragen waar Paulus precies naartoe wil met de brief, dan is het de mensen te bepalen bij het kruis. Door het kruis worden wij gerechtvaardigd en worden wij een nieuw schepsel. Dat gebeurt niet door te proberen je aan al de wetten van Mozes te houden. Het verkondigen van die ene Naam Jezus heeft hem veel gekost. Paulus vat het samen door erop te wijzen dat hij er littekens door heeft opgelopen. Zoals een slaaf gebrandmerkt werd door zijn nieuwe eigenaar, zo heeft Paulus littekens opgelopen door de navolging van Christus. Laten de mensen dan niet zeggen dat hij zich met bijbedoelingen met de gemeente bemoeit. Het gaat hem om Christus en Zijn genade. Daarom wenst hij hen ook de genade van Jezus Christus.

Share by: