Bij Calvijn gaat de meditatie vooral om de overdenking van de eeuwigheid. Dat is niet slechts één van de onderwerpen waarover gemediteerd kan worden, maar meditatie over het toekomende leven is een belangrijk kenmerk van een christen. In plaats van uitgebreid de meditatie te beschrijven, wijst Calvijn op de kern. Een reden waarom Calvijn minder over meditatie schrijft zou kunnen zijn, dat Calvijn niet opgroeide in het klooster, maar gevormd is door de universiteit en de klassieke auteurs. Bij Calvijn gaat het vooral over gehoorzamen en de mystieke taal speelt een minder grote rol. Het mediteren is erop gericht Gods wil te kennen om Hem te gehoorzamen. Vroomheid ontstaat niet door je af te scheiden van de wereld en in een klooster te leven, maar door het kennen van God en door gehoorzaamheid aan Hem. De kern van de meditatie is dus de gerichtheid op de eeuwigheid. Dat impliceert een verachting van het aardse leven, dat vol moeite en problemen is. Wij moeten ons geluk niet zoeken in het aardse leven, maar er als een pelgrim doorheen reizen. Al het moois op aarde is eenvoudigweg niet te vergelijken met de heerlijkheid van de hemel.