De Bijbel over Bijbellezen

De Bijbel als geestelijk voedsel


Jeremia 15:16 Uw woorden werden gevonden en ik at ze op. Uw woord was mij tot vreugde.

Jeremia klaagt bij God omdat hij te maken krijgt met veel lijden terwijl hij onschuldig is. Hij somt op waaruit blijkt dat hij rechtvaardig is en leeft. De woorden van God heeft hij geproefd en ze smaakten hem goed. Jeremia deed niet mee met degenen die met Gods woorden spotten en daarom wil hij dat aan hem recht gedaan wordt. Gods antwoord is troostrijk en bemoedigend voor Jeremia: God zal hem beschermen als mensen tegen hem op staan.


Ezechiël 3:3 Hij zei tegen mij: Mensenkind, geef uw buik te eten, vul uw buik met deze rol, die Ik u geef. Toen at ik en hij werd in mijn mond zo zoet als honing.

De woorden op de boekrol, die Ezechiël moet eten, zijn niet positief: het is één en al klaaglied. De rol was van voren en achteren beschreven met klaagzangen en zuchten. De woorden zijn bestemd voor het volk Israël, omdat ze God de rug toe hebben gekeerd. Voor het volk zijn de woorden dus niet bepaald zoet, maar Ezechiël proeft het wel zo. Hij krijgt van God ook de belofte mee dat God hem staande zal houden als mensen tegen hem opstaan. Tegelijk krijgt Ezechiël de opdracht Gods woorden eerlijk te brengen. Hij moet iedereen aanspreken zoals hij of zij dat nodig heeft.


Hebreeën 5:12 Want hoewel u nu al leraars zou moeten zijn, hebt u onderwijs nodig in de grondbeginselen van de woorden van God. U heeft weer melk nodig en kunt geen vast voedsel verdragen.

De basis van het christelijk geloof is volgens de Hebreeënschrijver onder andere de bekering van de dode werken en het geloof in God (Hebreeën 6:1). Helaas moeten de gelovigen daar weer steeds opnieuw op gewezen worden en komen ze nauwelijks tot geestelijke volwassenheid.

Inspiratie van de Schrift


2 Timotheüs 3:16a Heel de Schrift is door God ingegeven

Timotheüs is met de Bijbel opgegroeid en Paulus wijst hem erop dat dit een zegen is, want in de Bijbel staat hoe iemand zalig kan worden. Timotheüs werkt nu in de gemeente en mag zijn kennis van de Schrift gebruiken om mensen te onderwijzen. Dat kan corrigerend of juist bemoedigend zijn. Het doel is de opbouw van de gemeente.


Psalm 19:8 De wet van de Heere is volmaakt. Zij bekeert de ziel.

Psalm 19:8 maakt wel duidelijk dat met de wet veel meer bedoeld wordt dan regels waar iemand zich aan moet houden. Het Hebreeuwse woord voor wet Thora betekent vooral ‘onderwijzing’. De wet zegt niet alleen hoe het zou moeten zijn, maar ze bekeert ook de ziel. In de wet en de boeken van Mozes gaat het zeker ook over genade en het leven uit genade. De natuur, waar het in het begin van deze psalm over gaat, heeft deze kracht niet. Zij spreekt wel, maar verandert de mens niet van binnenuit.

Oude en Nieuwe Testament


Lukas 24:44b … alles moest vervuld worden wat over Mijn (Jezus Christus) geschreven staat in de Wet van Mozes, in de Profeten en in de Geschriften.

Jezus noemt in het gesprek met de Emmaüsgangers de Wet, Profeten en Geschriften. Dit zijn de drie delen van de joodse Bijbel, de Tenach. Al de delen van de Bijbel zijn gericht op de komst en op het lijden en sterven van Jezus Christus. Jezus legt aan de hand van het Oude Testament uit op welke manier zijn lijden en sterven al voorzegd was. 


Mattheüs 12:3a Maar Hij (Jezus) zei tegen hen: Hebt u niet gelezen…

Meerdere keren in de evangeliën lezen we dat Jezus de mensen in Zijn omgeving hun confronteert met hun kennis van het Oude Testament. Het wordt duidelijk dat Jezus veel gestudeerd heeft in de Bijbel om bijvoorbeeld te duivel te weerstaan in de verzoekingen in de woestijn, of om zijn tegenstanders, de Farizeeën en Schriftgeleerden, antwoord te kunnen geven op vragen over de opstanding en over werkzaamheden op de sabbat. De joodse religieuze leiders weten het meest van de Bijbel, maar zij worden door Jezus telkens te kijk gezet vanwege hun beperkte kennis en inzicht.


2 Korinthe 3:15 Ja, tot op de dag van vandaag ligt er, wanneer Mozes gelezen wordt, een bedekking op hun hart.

Paulus schrijft in 2 Korinthe 3 over de Israëlieten die Mozes’ gezicht niet konden zien, omdat hij zijn gezicht bedekte. Mozes straalde omdat hij in Gods tegenwoordigheid was geweest en bedekte daarom zijn gezicht. Paulus maakt vervolgens een vergelijking tussen de bedekking van Mozes en de bedekking die er op het hart van de joden ligt. Als de joden Jezus niet erkennen, komt dat omdat hun hart ‘bedekt’ is. Ze lezen de Bijbel wel, maar zien Jezus’ heerlijkheid niet. Wanneer ze zich tot de Heere bekeren, verdwijnt de bedekking weer (vers 16).


Opschrijven, voorlezen en bewaren


Deuteronomium 6:9 U moet ze (de woorden van God) op de deurposten van uw huis en op uw poorten schrijven.

In Deuteronomium komt Mozes herhaaldelijk met de oproep om de wet van God in acht te nemen. Een manier om steeds weer aan Gods wet te denken is door deze op de deurposten en op de poorten van de stad te schrijven. Elke keer wanneer iemand de deur uitgaat, komt hij er dan mee in aanraking. Het lezen van de wet is dus niet exclusief voor de priesters of de koning, maar voor alle mensen.


Deuteronomium 31:11 Als heel Israël komt, om te verschijnen voor het aangezicht van de Heere, uw God, op de plaats die Hij kiest, moet u deze wet aan heel Israël voorlezen.

Mozes roept in zijn laatste woorden het volk ertoe op de wet te houden. Het doel van de wet is God liefhebben en Hem vrezen. Mozes kende inmiddels de koppigheid van het volk en hij hield zijn hart vast hoe dat verder moest gaan. Concreet moet de wet van God worden voorgelezen aan het volk op het zevende jaar, het jaar van de kwijtschelding, tijdens het Loofhuttenfeest. De wet van God moet dus niet alleen gelezen worden, maar ook voorgelezen worden. Israël leefde in een cultuur waarin hardop lezen gebruikelijk was. Ook bij persoonlijk lezen werden de woorden (zacht) uitgesproken.


Deuteronomium 17:18 Verder moet het gebeuren dat de koning, als hij op de koninklijke troon zit, voor zichzelf op een boekrol een kopie van deze wet schrijft, van de rol die onder het toezicht van de Levitische priester is.

Op het moment dat Mozes de wet aan het volk doorgeeft, heeft Israël geen koning. Toch geeft Mozes wetten voor de koning. Het was niet Gods bedoeling dat er een koning zou komen, want alleen God is Koning, maar er wordt in de wet dus wel rekening mee gehouden. De wetten zijn bedoeld om het volk, maar zeker ook de koning zelf, te beschermen tegen onrecht, hoogmoed en overmoed. De koning in Israël had de taak om Gods wet uit te voeren door recht te spreken en wetten samen te stellen. Om dat te kunnen doen, moest de koning Gods wet regelmatig ter hand nemen. 

Share by: