Deuteronomium 6:9 U moet ze (de woorden van God) op de deurposten van uw huis en op uw poorten schrijven.
In Deuteronomium komt Mozes herhaaldelijk met de oproep om de wet van God in acht te nemen. Een manier om steeds weer aan Gods wet te denken is door deze op de deurposten en op de poorten van de stad te schrijven. Elke keer wanneer iemand de deur uitgaat, komt hij er dan mee in aanraking. Het lezen van de wet is dus niet exclusief voor de priesters of de koning, maar voor alle mensen.
Deuteronomium 31:11 Als heel Israël komt, om te verschijnen voor het aangezicht van de Heere, uw God, op de plaats die Hij kiest, moet u deze wet aan heel Israël voorlezen.
Mozes roept in zijn laatste woorden het volk ertoe op de wet te houden. Het doel van de wet is God liefhebben en Hem vrezen. Mozes kende inmiddels de koppigheid van het volk en hij hield zijn hart vast hoe dat verder moest gaan. Concreet moet de wet van God worden voorgelezen aan het volk op het zevende jaar, het jaar van de kwijtschelding, tijdens het Loofhuttenfeest. De wet van God moet dus niet alleen gelezen worden, maar ook voorgelezen worden. Israël leefde in een cultuur waarin hardop lezen gebruikelijk was. Ook bij persoonlijk lezen werden de woorden (zacht) uitgesproken.
Deuteronomium 17:18 Verder moet het gebeuren dat de koning, als hij op de koninklijke troon zit, voor zichzelf op een boekrol een kopie van deze wet schrijft, van de rol die onder het toezicht van de Levitische priester is.
Op het moment dat Mozes de wet aan het volk doorgeeft, heeft Israël geen koning. Toch geeft Mozes wetten voor de koning. Het was niet Gods bedoeling dat er een koning zou komen, want alleen God is Koning, maar er wordt in de wet dus wel rekening mee gehouden. De wetten zijn bedoeld om het volk, maar zeker ook de koning zelf, te beschermen tegen onrecht, hoogmoed en overmoed. De koning in Israël had de taak om Gods wet uit te voeren door recht te spreken en wetten samen te stellen. Om dat te kunnen doen, moest de koning Gods wet regelmatig ter hand nemen.