Zefanja

Zefanja

Zefanja 1


De profeet Zefanja leefde in de tijd van koning Josia, de laatste grote koning van Juda. Josia werd al heel jong koning, omdat zijn vader Amon werd vermoord. Amon was een slechte koning die het volk liet zondigen net als zijn vader, de beruchte koning Manasse. Die offerde zelfs zijn eigen zoon aan de afgoden. Manasse en Amon accepteerden de Assyrische bezetting. Assyrië was de grootmacht van dat moment, maar heel lang heeft het ook weer niet geduurd. Sommige Israëlieten vonden dat de tijd rijp was om weer onafhankelijk te worden en onder de macht van Assyrië uit te komen. De moord op Amon zou het begin hiervan moeten zijn. Dat gebeurde niet, want de zoon van Amon, Josia, werd dus koning. Hij werd eerst bijgestaan door adviseurs, maar toen hij ouder werd, ging hij zijn rijksgebied uitbreiden. Hij heroverde gebieden van de Filistijnen en kwam in Samaria en Galilea. Naast zijn militaire en politieke successen is Josia bekend door zijn vernieuwing van de godsdienst. Het land werd gezuiverd van alle afgodendienst en de tempel werd gerenoveerd. Het wetboek werd weer gevonden en Josia wilde zich daar aan houden. Voor het eerst sinds eeuwen werd het Pascha weer gevierd in Jeruzalem. Josia stierf toen hij koning Necho II wilde tegenhouden in zijn strijd tegen de Assyriërs. Hij zag in de opkomst van Necho II een bedreiging voor Juda’s onafhankelijkheid.

Over de persoon Zefanja komen we in het Bijbelboek niet veel te weten. Het opschrift geeft hooguit aanwijzingen. De afkomst wordt nauwkeurig genoemd, tot vier generaties terug. Dat wijst op een belangrijke afkomst, koninklijk waarschijnlijk. Misschien is zijn voorvader Hizkia dezelfde als koning Hizkia van Juda. Drie grote thema’s bij Zefanja zijn: Gods wraak en oordeel, de aankondiging van een wereldwijde vernietiging en de aankondiging van redding. Het is in eerste instantie misschien vreemd waarom Zefanja vooral profeteerde over Gods wraak en oordeel in de tijd van de gelovige koning Josia. In een tijd van geestelijke vernieuwing zou je een positievere boodschap verwachten. Een mogelijk antwoord hierop is dat het pas 18 jaar duurd voordat Josia aan de hervormingen begon, dus dat Zefanja profeteerde in die eerste 18 jaar van Josia. Of hij profeteerde daarna, omdat maar een deel van het volk daadwerkelijk geestelijk vernieuwd werd. Verder heeft ook koning Josia de naderende ballingschap niet kunnen tegenhouden. Gods besluit om Zijn volk te straffen met de ballingschap woog zwaarder dan de tijdelijke hervorming onder Josia.

Het eerste hoofdstuk is een waarschuwing voor de dag van de Heere, een dag van oordeel. We vinden dit ook zo uitdrukkelijk in Amos en Jesaja. Niet alleen Juda, maar de hele wereld zal getroffen worden en zelfs de natuur, vers 2 en 3. De oordeelsdag komt er heel snel aan, vers 7 en 14. Het gaat hier niet alleen om de oordeelsdag in het laatst van de dagen, het einde van de wereld, maar ook over het oordeel in de opkomst van de Babyloniërs. Specifiek worden omliggende volken genoemd in hoofdstuk 2. 

Zefanja begint zijn profetie niet met een evenwichtig verhaal. Het eerste vers is direct het heftigste vers: God zal alles en iedereen wegvagen, de aarde schoonvegen. De mensen, dieren, vogels, vissen, alles wat op de aarde leeft moet eraan geloven. Hij verwijst hiermee op twee manieren naar Genesis, namelijk naar het ontstaan van alle levende wezens bij de schepping en naar de grote watervloed bij Noach. Door op deze manier het grotere plaatje van de geschiedenis te geven, wordt duidelijker hoe heftig Gods oordeel is. De volgorde bij de schepping van vissen, vogels, dieren en mensen is hier omgekeerd. Wat er zal plaatsvinden is het omgekeerde van de schepping.

In de verzen 4-6 staan de redenen van Gods wraak: Baäl dienen, zon, maan en sterren aanbidden, vals zweren en bij God vandaan leven. God zal Zijn arm uitstrekken, nu niet om het volk te bevrijden, zoals bij de Uittocht, maar om te slaan. De dienst aan God is vermengd met afgodendienst. Baäl staat voor groei, vruchtbaarheid en voorspoed. Als mensen in deze tijd waarde hechten aan deze dingen terwijl er geen ruimte is voor God, is dat hetzelfde als de Baäldienst.

In de verzen 7-13 spreekt Zefanja in levendige bewoording over de komende straf van God. In vers 7 staat de oproep om stil te worden voor de Heere HEERE. Het is een stilte die gepast is voor er iets groots en ontzagwekkends gebeurt. Iedereen houdt zijn adem in. De Heere heeft een offer bereid. Daar zitten twee dingen in: wie het offer van God afwijst, zal zelf het resultaat van zijn zonden worden en tegelijk biedt God Zijn offer aan en is er tijd om het offer te accepteren. Degenen die gestraft worden, zijn: de vorsten, koningskinderen, de hogere klasse van de samenleving, vervolgens de stad en de handelaren en tenslotte degenen zonder specifieke status, de praktische atheïsten, die zeggen dat God geen goed en geen kwaad doet. De straf begint in Jeruzalem niet in de tempel, maar op de plaats van de handel, het commerciële centrum van Jeruzalem, in onze situatie het beursgebouw. In het Hebreeuws kan met een Kanaäniet ook een handelaar bedoeld worden. Er zit dan een dubbele boodschap in: het volk Israël is geworden als de heidense Kanaänieten.

De verzen 14-18 geven een beschrijving van de dag van de Heere. In vers 15 staan zes kenmerken van die dag. Elke kenmerk begint met ‘dag’ en er staat geen werkwoord. Het gaat over donkerheid, donkere wolken, angst en verwoesting. Het is hiermee misschien wel de bekendste beschrijving van de dag van de Heere. Daarna, aan het begin van hoofdstuk 2, volgt de oproep die er van de dag van de Heere uitgaat. Juda heeft nog tijd om zich te bekeren. Het is de vraag of Zefanja ook verwacht dat Juda zich zal bekeren. De rechtvaardigen wil Zefanja bemoedigen. Aan het eind van het Bijbelboek is er de belofte dat ook de volken de Naam van de Heere gaan aanroepen en Hem gehoorzamen.

Zefanja 2


Uit een onderzoek in 2018 bleek dat vier op de tien aangiftes van ondernemers in het midden- en kleinbedrijf fouten bevatten. Volgens medewerkers van de Belastingdienst gaat meestal om slordigheden of onwetendheid. Dit kan voor de ondernemer vervelende gevolgen hebben. Van de mensen in de tijd van Zefanja kan ook gezegd worden dat ze onwetend en slordig zijn. Ze nemen het niet zo nauw met de regels en denken dat dat geen gevolgen heeft. God is volgens hen afwezig en laat alles gebeuren. Zefanja waarschuwt de mensen voor de komende dag waarop God het kwaad wel zal vergelden. 

Vorig jaar kwam een vierentwintigjarige kraanmachinist om tijdens zijn werk. Twee kranen stonden in Den Haag vanwege ruimtegebrek dicht bij elkaar. Dat gebeurt vaker, maar kan dus levensgevaarlijk zijn. De kranen zijn ijzersterk en kunnen veel hebben, maar nu was juist de machinelift geraakt waar precies op dat moment de machinist in zat. Een ongeluk als dit roept weer vragen op over de veiligheid. Een ongeluk kan zo tot onderzoek leiden om het een volgende keer te voorkomen. Zefanja doet ook een oproep tot nauwkeurig onderzoek, vers 1. Er is geen ongeluk gebeurd, maar als er niets verandert, komt dat er wel. Als de dag van de Heere komt, is er geen mogelijkheid meer tot herkansing. Het moet voor die tijd op orde zijn. De mensen zijn druk bezig om zoveel mogelijk bezittingen en geld naar zich toe te halen en daarbij wordt weinig rekening gehouden met anderen. 

Zefanja geeft in vers 3 drie keer de opdracht om te zoeken, namelijk naar de Heere, gerechtigheid en nederigheid. De opdracht is bedoeld voor de nederigen, staat in hetzelfde vers. Is de boodschap dan niet voor iedereen? In de praktijk komen alleen de nederigen of zachtmoedigen, want zij zijn nog gevoelig voor de woorden van God, de anderen doen net alsof God niets zegt. Iedereen die dus beseft dat de dag van de wraak niet niks zal zijn, moet vluchten naar God om daar bescherming te zoeken. Zoeken is vaak een technische term voor het aanbidden en gehoorzamen van God. De versterkte steden blijven bij de aanval van de Babyloniërs niet overeind, maar de nederigen worden gespaard. Het is de rest, waar in hoofdstuk 3 ook over gesproken wordt. Een miserabel groepje blijft over. Het klinkt niet bepaald positief. Wie wil daar nou bij horen? De Bijbel en de geschiedenis laten zien dat veel mensen neerkijken op de nederigen die God nodig hebben. Maar de nederigen zijn niet gek, ze hebben juist zichzelf goed leren kennen. Het hart van een mens zit vol egoïsme en gemakzucht als het om Gods regels gaat.

Vers 4-15: oordeel over de volken

De grote profeten, Jesaja, Jeremia en Ezechiël, en ook de kleine profeten spreken een oordeel uit over de andere volken. God is Heere over heel de aarde en niemand valt daar buiten. Het doel van deze profetiën is niet zozeer dat de volken zich bekeren of dat ze gewaarschuwd zijn voor wat er gaat gebeuren, maar het is vooral om te laten zien dat God er achter zit als volken opstaan en vallen. Het is eerder bedoeld voor de Israëlieten dan voor de betreffende volken. Zefanja noemt de omringende volken dichtbij, Filistea aan de Westkant en Moab en Ammon aan de Oostkant, en volken ver weg, Assyrië in het noorden en Cusj in het zuiden. Het zijn allerlei verschillende volken waar God over heerst: het militair stugge Filistea, de broedervolken, maar ook het onvoorspelbare Moab en Ammon, het verre en onbekende Cusj en de wereldmacht Assyrië. 
Zefanja noemt als eerst de Filistijnen. In de tijd van de eerste koningen in Israël was er strijd tussen Israël en de Filistijnen, maar daarna leefden ze redelijk rustig naast elkaar. De Filistijnen die zich in 1200 voor Christus vestigden hadden een andere cultuur, omdat ze vooral leefden van de handel en visserij. De Filistijnen zullen verslagen worden. Er staat bij dat het midden op de dag zal gebeuren, vers 4, en dat kan twee dingen betekenen. Midden op de dag is het heetst van de dag en dan plan je normaal geen aanval, dus hier wordt dan bedoeld dat het onverwacht zal komen. Ook kan midden op de dag aangeven dat de Filistijnen met gemak zullen worden overwonnen. God zal het land van de Filistijnen teruggeven aan de Israëlieten, vers 7. 

De Ammonieten en Moabieten wonen aan de ander kant van de Jordaan, vanuit Jeruzalem gezien. Ze zijn verwanten van Abraham, in de lijn van zijn neef Lot. De Ammonieten woonden tussen Moab en Gilead in. Ze leefden als zelfstandig volk tot de tijd van de Babylonische ballingschap. Moab lag op de hoogte, vlakbij de Dode Zee. Mozes mocht vanaf daar het beloofde land zien voor hij stierf. Ammon en Moab hebben Gods volk tekort gedaan. Door Gods volk slecht te behandelen hebben ze God slecht behandeld. Ze zullen zo onvruchtbaar worden als Sodom en Gomorra, vers 9. Het land van Sodom en Gomorra, dat rond de Dode Zee ligt, is droog en alleen nog geschikt om zout van de Dode Zee te winnen.
De Cusjieten zijn de inwoners van het huidige Soedan en Ethiopië. De reden dat de Cusjieten genoemd is waarschijnlijk dat zij in de beleving van Israël zo ongeveer aan de eind van de wereld leefden. Gods oordeel gaat over heel de wereld.

De Assyriërs hebben ruim een eeuw over het oude Nabije Oosten geregeerd. Kleine staten zoals Israël hadden zij aan zich onderworpen. Niet lang na de profetie van Zefanja zijn de woorden uitgekomen en is het rijk met de hoofdstad Ninevé gevallen. De hoofdstad die zo trots was op haar kostbare rivieren, zal zo droog als een woestijn worden, vers 13. De levendige stad wordt een onbewoonbare plaats, overgenomen door wilde dieren.

Zo laat Zefanja zien dat God de aarde bezoekt in toorn en dat geen mens en geen volk zich daarvoor kan verstoppen. De afgoden smelten weg als Hij eraan komt. Alleen voor de nederigen is er bescherming.

Zefanja 3


Na de aandacht voor de volken rondom Israël ligt de focus weer op Israël en in het bijzonder Jeruzalem. Zal het oordeel over Jeruzalem nog anders uitpakken dan over de volken? Herman Paul, bijzonder hoogleraar secularisatiestudies, wijst er in zijn boeken op dat kerkmensen vaak meer lijken op mensen buiten de kerk dan je misschien zou denken. Bij secularisatie moeten we niet alleen denken aan cijfers van kerken die jaarlijks sluiten vanwege een gebrek aan leden, maar ook aan de verandering binnen de kerk. Mensen in de kerk kunnen geseculariseerde verlangens hebben, als bijvoorbeeld status, erkenning en waardering te belangrijk worden en het verlangen naar God wegnemen. Deze gedachten van Herman Paul spreken mensen in de kerk aan die nadenken over het bereiken van mensen buiten de kerk. Je hoeft niet al te ingewikkeld te denken over mensen buiten de kerk, want ze hebben dezelfde verlangens als mensen in de kerk, zoals het verlangen naar vrede en gerechtigheid. Aan de andere kant zijn deze gedachten van de hoogleraar voor mensen een bevestiging van de achteruitgang van de kwaliteit binnen de kerk. De kerk doet dan te veel moeite om mensen aan te spreken en laat na waar ze hoofdzakelijk voor is, namelijk te spreken over het verlangen naar God en Zijn Koninkrijk. 

Jeruzalem en haar inwoners zijn ook geseculariseerd in die zin dat ze dezelfde verlangens hebben als de omliggende volken: macht, vrijheid en genot. In de verzen 1-4 wordt de situatie van de stad beschreven. De stad is opstandig, zoals het volk opstandig was tijdens de woestijnreis naar Kanaän. Elke aanleiding om te klagen over Gods leiding werd aangegrepen. Het was uiteraard niet makkelijk om als een kwetsbaar volk door de woestijn te trekken, maar de wonderen van God werden steeds wel heel snel vergeten. De opstandigheid was ook een botte afwijzing van Gods geboden en woorden. In vers 1 wordt het volk ‘vervuild’ genoemd. En één van de grootste problemen is de onderdrukking van de zwakken. Uitbuiting en het negeren van Gods wet gaan samen, want God heeft door middel van Zijn wet de zwakken willen beschermen. Er bestonden allerlei regels en sociale voorzieningen, maar daar hadden de mensen geen boodschap aan. De onderdrukkers staan niet open voor correctie en ook niet voor discipline en onderwijs. Ze vertrouwen op hun militaire macht, op politieke overeenkomsten met andere volken en op heidense afgoden. Niet alleen de politiek misbruikt haar macht, ook de priesters en profeten creëren hun eigen godsdienst. 

God heeft de stad vol onrecht niet verlaten. Het zou terecht en logisch zijn als God Zijn volk had verlaten, maar elke dag is Zijn recht er weer, vers 5. Om Gods trouw te benadrukken staat er voor elke morgen: in de morgen, in de morgen. Hij is niet alleen zoals een rechter die altijd de wet op de juiste manier toepast, maar ook zoals een vader die zijn deur altijd open heeft staan voor zijn zoon die op het verkeerde pad is gekomen. 
Het volk Israël is niet alleen arrogant, maar denkt ook dat God altijd wel ter wille zal zijn. Het lijkt op een verwend kind dat denkt altijd alles van zijn rijke ouders te krijgen. In de verzen 6-8 gaat het over de straf aan de volken als waarschuwend voorbeeld. Uitgebreid is in hoofdstuk 2 en in andere profeten aan de orde gekomen hoe God de andere volken gestraft heeft vanwege al het onrecht. De mensen zijn ook getuige van het opkomen en vallen van volken. De profeten wijzen erop dat God daarachter zit en dat Hij Zijn kinderen ermee wil leren dat Hij het kwaad eens zal straffen. Waarom denken de inwoners van Jeruzalem dan dat zij gespaard zullen blijven? Ze denken waarschijnlijk dat ze altijd veilig zijn in de plaats waar de tempel van God staat. Ze kunnen zich niet voorstellen dat de woonplaats van God op aarde iets kan overkomen. God zal Zijn eigen huis toch wel beschermen? 

Het tweede deel van het hoofdstuk gaat over een terugkeer naar God en een nieuw verlangen naar God, niet alleen bij Israël, maar ook bij de andere volken. Het vuur van Gods oordeel is verterend, maar ook reinigend. Een groepje blijft over en zal God gaan zoeken. Zo geeft Zefanja een bredere betekenis aan de ‘dag van de Heere’. Het is een angstaanjagende dag, waarbij God niets en niemand zal ontzien, hebben we gezien in hoofdstuk 1, maar er is toch een klein groepje dat overblijft. God ontfermt Zich over hen. De branden in Australië hebben veel dieren het leven gekost, maar er zijn ook dieren die het overleefd hebben. Er zijn voedseldroppingen om te voorkomen dat ook zij omkomen, omdat ze slecht aan eten kunnen komen. Aan zoiets kunnen we ook denken als het gaat om Gods zorg voor het arme volk dat is overgebleven. 

Vanaf vers 14 klinkt een loflied. Wie het Bijbelboek tot zover gelezen heeft, zal dit niet verwachten. In Zefanja wordt ernstig en waarschuwend over het oordeel gesproken. Er is dan ook grote blijdschap als het oordeel voorbij is, zoals de blijdschap van iemand die veel problemen en tegenslagen achter de rug heeft. In vers 15 staat opnieuw dat de Heere midden in de stad is, nu als een Koning die de vijanden heeft verslagen. God wordt een Held of Strijder genoemd, vers 16. In Jesaja 9 komt deze naam ook voor in het bekende gedeelte over ‘het Kind dat geboren zal worden en de Zoon die gegeven zal worden’. De Naam die daar staat is ‘Machtige God’. Sion wordt aangesproken. Sion staat voor de tempelberg in Jeruzalem en is een synoniem voor de stad Jeruzalem. De Israëlieten hoeven niet meer bang te zijn en hoeven geen slappe handen meer te hebben. De handen staan in de Bijbel voor macht en kracht, zoals God Zijn volk bevrijdde uit Egypte met een uitgestrekte hand. Het volk stelt God nu niet meer teleur, maar God is blij met Zijn volk. Gods volk zal weer goed bekend staan bij de andere volken. God zal hun eer herstellen.

Share by: