De Evangeliën

De Evangeliën

De verstandige en onverstandige bouwer



In Nederland valt er elk jaar genoeg regen, maar toch zijn er problemen met de droogte. Lage waterstanden zorgen voor verzakkingen en funderingshout kan gaan schimmelen. De TU-Delft schatte in dat in de toekomst een miljoen huizen hier last van krijgen, vooral huizen van voor 1970 in veen- en kleigebieden. Zo kan het gebeuren dat je een mooi huis hebt gekocht, maar ondertussen problemen hebt met de fundering.

In de gelijkenis over de twee mannen die een huis bouwen gaat het erom of het fundament goed genoeg is. In de gelijkenis is veen- of kleigrond niet het probleem, maar juist zandgrond. Bij veel regen spoelt het water het zand onder het huis weg. In Israël kan in korte tijd veel regen vallen. Een journalist in Israël vertelde dat het enige dat vrijwel altijd rustig is in het land, het weer is, maar soms komen er dus stortbuien voor met zware windstoten. Het gevaar van praktisch altijd rustig weer is dat het risico op zwaar weer onderschat wordt.


Twee mannen kiezen ieder voor een verschillende fundering. Jezus zegt dat het gaat om mensen die godsdienstig zijn. Hij zegt: Iedereen komt bij Mij en luistert naar Mij, Lukas 6:47,49. Jezus heeft het over volgelingen, geïnteresseerden, of toegepast: kerkmensen, gemeenteleden. Wat krijgen ze van Jezus te horen? Het gedeelte hiervoor in Lukas hoort bij de gelijkenis en geeft een mooie samenvatting. Vers 20-26 gaat over de vraag of je voor Gods Koninkrijk leeft of voor je eigen koninkrijk. Gods Koninkrijk levert moeite en tegenslagen op, maar het loon komt nog. In vers 27-35 gaat het erom of je alleen je vrienden liefhebt, dat is niet moeilijk, of dat je ook van je vijanden kunt houden. In vers 36-38 roept Jezus op niet te oordelen over elkaar en niet zo scherp te letten op elkaars fouten.


Als de mannen aan het werk gaan, wordt duidelijk waar de wegen uit elkaar gaan. De ene man gaat voor snel resultaat. Het is net als iemand die in de wereld succesvol wil zijn en verder niet te veel nadenkt over wat echt belangrijk is in het leven. De andere man is eerst druk bezig met een goed fundament. De evangelist Lukas benadrukt dat de tweede man daar veel moeite voor doet: hij graaft, diept uit en legt een fundament. Lukas noemt ze, anders dan Mattheüs, niet de wijze en dwaze mannen. Lukas laat zien hoe ze bezig zijn en de lezer mag zelf de conclusie trekken. Lukas laat in zijn evangelie zien dat de voorbereiding cruciaal is. In hoofdstuk 14 noemt hij meerdere voorbeelden: iemand die voorbereiding treft voor hij een hoge toren bouwt en iemand die in het leger een aanval opzet. Bezinning is nodig voordat iemand Jezus wil volgen om te voorkomen dat hij toch halverwege afhaakt.


De ene man neemt het niet zo nauw, terwijl de andere serieus werk maakt van zijn huis. Ook mensen die godsdienstig zijn, kunnen heel makkelijk over het geloof doen. Ze doen weinig moeite om te weten hoe zij God in hun leven kunnen gehoorzamen en ze hebben er nauwelijks idee van dat een mens door Gods Geest levend gemaakt moet worden. Een echte gelovige neemt het wel nauw met Gods woord. De kerkvader Augustinus schrijft bijvoorbeeld over zijn jeugd waarin hij met een aantal andere jongens peren stal uit een tuin. Je zou kunnen zeggen: Wie maakt zich nu druk om zulk kattenkwaad? Maar Augustinus was teleurgesteld dat hij dat deed. Hij schrijft: “We deden het alleen omdat we zin hadden om iets verkeerds te doen”.



Deze gelijkenis leert dus dat een beetje godsdienst onvoldoende is. Wat wij ook van de verstandige bouwer kunnen leren, is dat hij gericht is op het bereiken van de rots. Ook wij moeten gefocust zijn op de Rots, Christus. Iemand kan erg godsdienstig zijn, zoals een man die veel graaft, zonder de rots, zonder Christus te bereiken. God wacht erop dat wij naar Hem toekomen, maar dan moeten wij Hem zoeken en niet tevreden zijn met onze godsdienst. Jezus geeft een goede basis voor ons leven. In Hem ben je van de schuld van je zonden bevrijd, ontvang je vrede, liefde, goedheid en geduld.


Jezus sluit met deze gelijkenis aan bij wat de profeet Ezechiël zegt in hoofdstuk 13. Hij heeft het ook over een bouwwerk dat niet deugt. De buitenkant ziet er prima uit, mooi witgepleisterd. Ezechiël spreekt hiermee over mensen die oppervlakkig gezien wel vriendelijk zijn, maar van binnen egoïstisch en keihard. Zo werden er in Ezechiëls tijd wel offers gebracht in de tempel, maar werden de kwetsbaren in de samenleving achtergesteld.


De man die onbezorgd direct met stenen aan zijn huis begon te bouwen wordt door de regen en storm verrast. Zo zullen mensen die zonder God leven ooit een keer overrompeld worden door Gods eisen. De verstandige man, de man of vrouw die op Christus bouwt, kan rustig de dag van Gods oordeel afwachten.

Storm op het meer



Na een lange en drukke dag wil Jezus met Zijn leerlingen weg bij de mensen en wil naar de overkant van het meer van Galilea varen. Echt veel rust zal hij niet hebben, want daar in Gadara, buiten de landsgrenzen, zal hij ook genoeg mee maken blijkt uit het vervolg van de beschrijving. Waarom wil Jezus daar naartoe? Waarschijnlijk omdat Hij overal over het Koninkrijk van God wil spreken, Markus 1:38. Jezus gaat met één van de boten van Zijn leerlingen mee. De leerlingen hadden het voorrecht om veel van Jezus’ wonderen te zien en zij kregen meer onderwijs en uitleg dan de anderen. In de gebeurtenis van de storm op het meer worden ze op de proef gesteld. Kunnen ze met al hun ervaringen met Jezus’ macht en gezag vertrouwen dat ze bij Hem altijd veilig zijn?


Het verhaal van de storm op het meer is het uitgebreidst te vinden in Markus. Markus heeft meer details dan Mattheüs en Lukas, zoals: de vermelding van meerdere schepen; dat er op den duur water in de boot komt; het kussen waar Jezus op ligt en het strenge toespreken van Jezus na afloop. Markus wil met zijn verhaal de link leggen met de oudtestamentische profeet Jona die ook in een storm op het water terecht kwam. Er zijn veel overeenkomsten tussen beide verhalen. Ook speelt Psalm 107 op de achtergrond mee waarin het gaat over mensen die op zee gered worden door God. Zoals God in het Oude Testament heerst over de zee en de stormen, zo is Jezus dat ook.


Er is bij opgravingen een boot gevonden die vergelijkbaar is met de boot van de leerlingen. De vissersboot in die tijd was laag, zo’n anderhalve meter en ongeveer 8 meter lang. Het is dus een kwetsbare boot, zeker op het laaggelegen meer van Galilea met daaromheen de heuvels en bergen. De berg Hermon, 2800 meter hoog lag ten noorden van het meer. De koude lucht van de bergen in combinatie met de warme opstijgende lucht van het meer konden voor onstuimig weer zorgen.


Terwijl de leerlingen in de storm bezig zijn met overleven, ligt Jezus rustig te slapen. Deze boten hadden aan de voor- en achterkant een dek. Dit is overigens de enige keer in de evangeliën dat er staat dat Jezus ligt te slapen. Jezus is rustig en vertrouwt op Zijn Vader dat Hij in de storm kan slapen. Jezus brengt in praktijk wat Hij over het Koninkrijk heeft verteld. Het Koninkrijk is als zaad dat opkomt, terwijl een boer ligt te slapen, Markus 4:27. Dat vertrouwen hebben de leerlingen niet. Ze maken Jezus wakker om Hem te waarschuwen, net zoals de kapitein Jona wakker maakt. Ze dreigen te vergaan. In de Griekse vertaling van Jona staat hetzelfde woord voor ‘vergaan’ als hier. Elk van de evangeliën geven op hun eigen manier weer hoe ze Jezus aanspreken. In Mattheüs is het een gebed, in Lukas een noodoproep en in Markus klinkt er frustratie en wanhoop in hun woorden door. Jezus accepteert in eerste instantie hun reactie en treedt op.


Jezus spreekt de storm toe. Hij praat tegen de elementen van de natuur. In Psalm 104 wordt ook over de natuur gesproken alsof het personen zijn. Het water slaat op de vlucht voor God, Psalm 104:7. Jezus spreekt de natuur streng toe, Hij beveelt, zoals Hij dat ook doet tegen demonen. Naar Jezus’ woord wordt geluisterd. Het bestraffen van demonen kwam niet bij de omliggende volken voor. Het unieke van Jezus en de God van Israël is, dat Hij spreekt en het gebeurt. Zijn woord is met macht. Het verhaal van de storm op het meer is een voorproefje op het bevrijden van de bezetene in Gadara, waar ze naar onderweg zijn. Jezus laat zien dat Hij kan doen wat alleen God kan doen. Met andere woorden Hij komt namens God en Hij is God.



Het doel van Jezus’ machtsvertoon is dat mensen in Hem gaan geloven en dat de leerlingen dus op Hem vertrouwen. Jezus’ leerlingen waren bang in de storm en ook na afloop zijn ze van hun stuk gebracht. Er staat dat de leerlingen bevreesd waren. God vrezen is in het Oude Testament een bekende uitdrukking. Het woord ‘vrezen’ roept misschien andere gedachten of gevoelens op dan de Bijbel ermee bedoeld. Het betekent enerzijds het erkennen van Gods grootheid en je eigen kleinheid en anderzijds wordt er het kinderlijk vertrouwen op God mee bedoeld. De leerlingen zijn er onder de indruk van dat de zee naar Jezus luistert en ze zijn overrompeld door Jezus’ grootheid. Van de Israëlieten werd gezegd dat ze God vreesden toen Hij ze bij de Exodus bevrijdde van de Egyptenaren, Exodus 14. Wat het kinderlijk vertrouwen betreft moeten de leerlingen nog groeien. Ook verderop in de Evangeliën komt een aantal keer voor dat ze te weinig geloof hebben, Markus 7:18; 8:17,21,33 en 9:19. Ze vragen zich hardop af Wie Jezus is, vers 41. Datzelfde deden de mensen na de bevrijding door Jezus van een bezetene, Markus 1:27. Uiteindelijk blijkt Jezus de Gekruisigde en Opgestane te zijn. Hij heeft de macht over zonde, dood en duivel. De vrouwen vreesden ook bij het geopende graf van Jezus. Ze mochten -net als later de leerlingen- gaan vertellen dat Jezus leeft.

Het wonder met de vijf broden en twee vissen



Op de dag dat Jezus het wonder doet met de vijf broden en twee vissen heeft Hij Zich teruggetrokken met Zijn leerlingen. Ze zijn met de boot naar de overkant van het meer van Galilea gevaren en de bergen in getrokken, waarschijnlijk in het Golangebergte. Rond het meer liggen heuvels en bergen. Dat Jezus de berg op geklommen is, houdt de mensen niet tegen om Hem opnieuw op te zoeken. Duizenden volgelingen beklimmen de berg om meer van Jezus te zien. Het is op dat moment de tijd rond het Pascha, een mooie lentedag. Marcus heeft het over het groene gras waar de mensen op den duur op moeten zitten van Jezus.


Jezus ziet de mensen komen. Hij weet dat ze vooral geïnteresseerd zijn in zijn wonderen. Ze zoeken voor een deel spektakel en ze komen niet zozeer voor Jezus Zelf, blijkt uit het vervolg van de geschiedenis. Toch heeft Jezus het goede voor met de mensen. Hij wil ze niet wegsturen zonder dat ze gegeten hebben. De leerlingen weten zich geen raad als Jezus voorstelt dat zij voor eten zorgen. Filippus die uit deze regio komt, rekent uit dat ze veel te weinig geld hebben en Andreas ziet dat ze veel te weinig eten hebben. Ze komen niet op het idee om het probleem bij Jezus neer te leggen. Zoals iemand opmerkte: “Onze onmogelijkheden zijn materiaal voor God om wonderen te doen.”


Jezus weet dat vijf broden en twee vissen genoeg is. Hij dankt Zijn hemelse Vader voordat ze gaan eten, zoals de Joden danken ‘Geprezen bent U, Heer, onze God, Koning van de wereld, die brood uit de aarde tevoorschijn doet komen’. Zoals Jezus hier met het brood omgaat, doet denken aan het laatste Pascha met zijn discipelen. Jezus neemt, dankt, breekt en deelt. Het is niet toevallig dat dit gebeurt in de tijd rond Pascha. Zoals de mensen het wonder met het brood mogen zien, zo mogen ze later Jezus Zelf ontvangen in brood en wijn. Hij geeft Zichzelf. Hij laat Zich breken zodat mensen Hem kunnen ontvangen.


De leerlingen delen het brood uit aan de mensen en iedereen mag zoveel eten als hij, zij wil. Bij Jezus is genoeg te krijgen. Ze krijgen gerstebrood te eten. Bij het Pascha werd een gerstoffer gebracht, als dank dat God het land de opbrengst gaf. De jongen die zijn broden aan de leerlingen gaf, geeft hiermee een voorbeeld om God te danken. Wat de jongen gaf is enerzijds niet veel, maar toch van grote betekenis. Zo mogen wij ook geven wat wij van God hebben ontvangen en dan wil Hij daarmee aan het werk. Het is dus gerst en geen graan. Het is geen luxe maaltijd, maar eerder eten voor de armen. Het leven met God is geen comfortabel leven.


Als iedereen genoeg heeft, wordt het brood dat over is verzameld. Er wordt niet aan voedselverspilling gedaan. Dat in tegenstelling tot de situatie in Nederland waar jaarlijks gemiddeld ongeveer 30 kilo aan vast voedsel per persoon wordt weggegooid. Er kunnen twaalf manden met de stukken brood gevuld worden. Manden werden in die tijd gebruikt om brood in mee te nemen, een soort rugzak in onze tijd. Het getal twaalf verwijst in de eerste plaats naar de twaalf leerlingen. Ze mogen uitdelen maar er is ook genoeg voor henzelf. Er is zelfs eten voor de volgende reis. Verder wil het aantal twaalf leren dat er bij Jezus genoeg is voor alle twaalf stammen van Israël. Bij God is genoeg, aan Hem ligt het niet. Jezus wil graag geven en delen. Hij wil het liefst dat de mensen Hem nodig krijgen, niet door zijn wonderen maar omdat Hij uit de hemel is gekomen om Zichzelf te geven. Ook wij mogen Jezus ontvangen.


Er was een man in New York. Hij had een grote geldprijs gewonnen, omgerekend vijf miljoen euro. Hij had meegedaan aan de loterij, maar hij wilde de prijs niet ophalen. De mensen in zijn omgeving zullen gezegd hebben dat hij gek was. Maar hij wilde het niet ophalen, omdat hij dan op de foto zou moeten. Hij wilde niet op de foto. Hij wilde dat niet, want die foto zou worden gepubliceerd en dan wist iedereen dat hij degene was die de vijf miljoen gewonnen had. Iedereen zou hem dan voortaan benaderen als de man die vijf miljoen euro gewonnen heeft. Het zou zijn leven en zijn relaties op z’n kop zetten en dat wilde hij niet. Hij probeerde er onderuit te komen om niet op de foto te hoeven, want dat geld wilde hij wel. Zo is het ook met het evangelie. Het is beschikbaar. Wie komt de prijs ophalen? Zijn we bang dat Jezus ons leven te veel zou veranderen? Dat is niet nodig. Als wij ons leven in Zijn handen legt, gebeuren er wonderen.

Mozes en Elia op de berg



In 1995 was er in Nederland een volledige zonsverduistering, hoewel niet helemaal volledig, 95%. Wie een betere zonsverduistering wilde zien, moest naar Frankrijk afreizen. Bij een zonsverduistering schuift de maan voor de zon. Bij een volledige zonsverduistering kun je dan even naar de zon kijken zonder verblind te worden. Je moet natuurlijk wel weten wanneer dat kan, anders beschadig je je ogen. De meeste tijd heb je een speciale bril nodig, sterker dan een zonnebril. In Nederland waren sommige mensen teleurgesteld over de zonsverduistering. Voor de zekerheid werden de lantarenpalen tijdelijk aangezet, maar dat was helemaal niet nodig. Het werd – in tegenstelling tot in Frankrijk – nauwelijks donker. Een klein beetje licht van de zon is al genoeg om het donker te verlichten. We mogen hiervan leren dat een klein beetje van Gods genade om leven al verlicht. Wij kunnen Gods grootheid en heerlijkheid niet bevatten, maar toch mogen we er iets van opmerken.


In Mattheüs 17, Markus 9 en Lukas 9 gaat het over de verschijning van Mozes en Elia op de berg. Jezus heeft zijn drie bijzonder geliefde leerlingen apart genomen. Het is in Mattheüs de enige keer dat Petrus, Jakobus en Johannes met name genoemd worden. Deze drie neemt Jezus ook apart in Getsemane, maar dan worden ze niet met name genoemd. Het geeft aan dat het een heel bijzonder moment voor hen is. Ze gaan samen een hoge berg op. Het zou de berg Hermon kunnen zijn, dat is een heel hoge berg, 2800 meter, op de grens met Syrië en Libanon, maar die berg ligt wat verder weg. De berg Meron is waarschijnlijker, vlakbij het meer van Galilea.


Als ze op de berg zijn, verandert Jezus ineens van gedaante. Zijn gezicht straalt als de zon en Zijn kleren als het licht. Er staat voor deze transformatie het woord metamorfose. Dat is opvallend, want dat duidt op een innerlijke verandering. Er is een ander woord voor een tijdelijke verandering, maar dat wordt niet gebruikt. Jezus laat even zien wie Hij werkelijk is. Hij komt bij de Vader vandaan en gaat er weer naar terug. Hij is de Koning die schittert. Mozes straalde ook van Gods heerlijkheid, maar bij hem was dat van de buitenkant, hij straalde als de maan, maar Jezus straalt als de zon.


Jezus en de leerlingen gaan de berg op. De bergen hebben in het Nabije Oosten een speciale betekenis. Op de bergen werd er geofferd. Het is een plek om God te ontmoeten. Jezus zocht vaker de rust op om Zijn Vader te ontmoeten. In het Oude Testament is de berg Sinaï een bekende berg. Daar ontmoette Mozes God en ontving hij namens het volk de wet. En Mozes verschijnt dus hier op de berg. Het geeft aan dat Jezus en Mozes op elkaar lijken. Ook Jezus was een profeet en leraar. Hij wees de mensen op de wet en paste de wet toe in het leven van de Joden.


De evangelist Mattheüs wijst ons vooral op het belang van de verschijning van Mozes en Elia. Dat ze met elkaar spreken is voor Mattheüs minder belangrijk. Hij vermeldt niet zoals Lukas dat Jezus, Mozes en Elia met elkaar spraken over Jezus’ lijden en sterven. De verschijning van deze mannen uit de geschiedenis van het volk is bijzonder. Het kan zijn dat deze geschiedenis zo bekend klinkt dat het ons niet verwondert dat Mozes en Elia daar verschijnen. Maar het zijn dus mensen die al eeuwen, Mozes meer dan een millennium, niet meer op aarde leven. En op de een of andere manier worden ze door de leerlingen herkend.


De profeet Elia lijkt op Mozes. Ze waren profeet, deden wonderen, ze maakten allebei een pad door het water en gaven leiding aan het volk. Wat Elia’s verschijning vooral bijzonder maakt is dat de verwachting leefde dat Elia terug zou komen voor het Koninkrijk zou aanbreken. In Maleachi 4 belooft God herstel van zijn volk en Elia komst is daar een signaal van. Jezus legt later uit dat Johannes de Doper deze Elia is. De verschijning van Mozes en Elia is dus een bevestiging dat het Koninkrijk eraan komt.


Wat de discipelen op de berg meemaken is vooral iets om te zien en is bedoeld als bemoediging. Het is geen event om aan deel te nemen. Petrus wil er graag aan deelnemen, maar dat is niet de bedoeling. Lukas vermeldt erbij dat Petrus niet wist wat hij zei. Hij wilde graag tenten maken. Die tenten waren niet bedoeld om in te overnachten, maar meer als bescherming tegen de zon, een schaduwdoek. Petrus wil dit bijzondere moment nog wat langer vasthouden. Christenen kunnen dit herkennen. Je hebt de ervaring dicht bij God te zijn, bijvoorbeeld tijdens het zingen, en je wilt niet dat het stopt. Petrus wil dus tenten maken, schaduwdoeken. We kunnen hierin meer horen dan alleen een praktische opmerking van Petrus om voor bescherming tegen de zon te zorgen. Het doet denken aan de tent bij Mozes in de woestijn waarin God Zijn volk ontmoette. Maar het gaat hier over drie afzonderlijke tenten, dus het is hier eerder een verwijzing naar het Loofhuttenfeest waarin het volk in tenten leefde en de reis door de woestijn herdacht. Dit feest heeft ook een toekomstig element. In Zacharia 14:16 wordt het vieren van het Loofhuttenfeest genoemd in het kader van de toekomstige verlossing. God gaat Zijn volk weer bij elkaar brengen en er zal vrede zijn.


Petrus mag geen tenten gaan maken. God komt in een wolk naar hen toe om dat te voorkomen. In de wolk spreekt Hij en wijst Hij Zijn Zoon aan. Naar Hem moeten zij en moeten wij luisteren. Hij brengt ons bij God. Een wolk geeft normaal gesproken schaduw, maar dit is een stralende wolk. Het maakt de leerlingen bang, zoals ook het volk Israël bang werd toen God op de Sinaï verscheen. Jezus komt naar hen toe en stelt hen gerust.

Hoewel Petrus ondoordacht spreekt, geeft hij wel uiting aan zijn verlangen naar herstel en vrede. Petrus, Jakobus en Johannes mochten al iets zien van de toekomstige heerlijkheid van de Koning. Ook wij mogen de komst van de Koning verwachten. Dat betekent ook dat wij voorbereid moeten zijn op Zijn komst. Zoals God in de wolk zegt: we moeten naar Hem luisteren. Wie dat doet, kijkt naar de komst van Jezus uit als naar de komst van haar geliefde Bruidegom.

De vraag van de moeder van Jakobus en Johannes


Het viel een zendeling, die vanwege zijn verlof in Nederland was, op hoe rustig de mensen in de winkel op hun beurt wachten. In het land waar hij werkt is het normaal om voor jezelf op te komen. Je moet van je laten horen, anders vis je achter het net. Zo kan het er in een cultuur aan toe gaan. Het kan ook een kwestie van karakter zijn of iemand graag op de voorgrond treedt of niet. Petrus is in de Bijbel iemand die graag het woord neemt. In Mattheüs 20 gaat het over de moeder van de zonen van Zebedeüs die het initiatief neemt en naar Jezus toe stapt.


De moeder van Jakobus en Johannes, zonen van Zebedeüs, wil graag van zich laten horen. Het gebeurt niet vaak dat een vrouw centraal staat in de Evangeliën. De twaalf discipelen waren mannen en het was een patriarchale samenleving. De vrouwen konden hun invloed slechts uitoefenen via hun zonen en dat gebeurt hier dus. De andere evangeliën zeggen dat het de vraag van Jakobus en Johannes is. Dat hoeft niet met elkaar in tegenspraak te zijn. Het is een vraag van de moeder en tegelijk van de zonen. De moeder vraagt om een belangrijke positie voor haar zonen en daarmee gaat het ook over haar belang, omdat dat via haar zonen loopt.


We komen in de Evangeliën meerdere keren vrouwen tegen die naar Jezus toe gaan. In Mattheüs 15 heeft de Kananese vrouw, een buitenlandse vrouw, een vraag aan Jezus of Hij haar dochter wil genezen. Jezus wijst het verzoek in eerste instantie af, maar de vrouw is bescheiden en tegelijk aanhoudend en Jezus gaat er toch op in. De vrouwen nemen in de Evangeliën een belangrijke plaats in rond het lijden en sterven van Jezus. Vele vrouwen volgden Jezus van Galilea naar Jeruzalem, Mattheüs 27, waaronder waarschijnlijk de moeder van Jakobus en Johannes. Het was een vrouw die Jezus in het huis van Simon in Bethanië zalfde. Daarmee bereidde zij Jezus’ lichaam voor op het graf, Mattheüs 26. Ook bleven er vrouwen, Maria van Magdala en de andere Maria, bij het graf nadat ze Jezus daarin gelegd hadden. En de vrouwen gaan op de eerste dag bij zonsopgang naar het graf toe.


De vrouwen lijken soms meer te begrijpen waar het om gaat. De discipelen denken aan heersen en macht, maar de vrouwen dienen Jezus. De moeder van Jakobus en Johannes komt ook bescheiden naar Jezus toe, ze knielt voor Hem neer. Later kreeg neerknielen de liturgische betekenis van God eren en aanbidden. Haar vraag is alleen minder bescheiden. Ze wil dat haar zonen zullen heersen door aan Jezus’ rechter- en linkerhand te zitten. Zitten aan de rechterhand betekent de macht hebben, zoals in Psalm 110 tegen de Zoon, Christus, gezegd wordt dat Hij aan de rechterhand van de Vader mag plaatsnemen om te heersen over de vijanden. Het is geen vreemde vraag van de moeder, want Jezus had zelf hiervoor over heersen gesproken, Mattheüs 19:28. Hij sprak over de toekomst waarin de leerlingen mogen heersen over de stammen van Israël. Het kan een herkenbare vraag voor ons nu zijn, meer invloed te willen hebben in de kerk en samenleving. Jezus leert haar en de leerlingen hoe je het best invloed kunt uitoefenen.


Jezus laat met Zijn reactie merken dat de zonen er weinig van begrijpen. Zij kunnen toch niet Zijn beker drinken en met Zijn doop gedoopt worden? Toch vinden de zonen van wel. Het drinken van de beker was een bekende uitdrukking. Dat betekent het verdragen van tegenslagen en rampen als gevolg van Gods toorn. De leerlingen gingen er vanuit dat het Koninkrijk niet zonder slag of stoot door zou breken. Ze waren bereid hun Meester te beschermen. ‘Gedoopt worden’ heeft ook te maken met dingen ondergaan. Dopen heeft in de literatuur de betekenis van ondergaan, soms letterlijk zoals een schip ondergaat in de golven.


Waar zit het dan op vast? Jezus had gezegd dat Hij moest lijden en sterven. Dat vatten zij niet letterlijk op, maar als uitdrukking van hoe zwaar de weg zal zijn. Ze zullen merken dat Jezus Zich vrijwillig gaat overgeven. Jezus is bereid de beker van Gods toorn te drinken, dat betekent dat Hij als een mak schaap Zich zal laten slachten, dat is voor de leerlingen onverteerbaar, zoals dat ook in de Romeinse wereld was. Het ging in die tijd om kracht, mannelijkheid en doorzettingsvermogen. Wat Jezus zal gaan doen is verwarrend, Hij geeft Zich over, Hij bukt Zich, Hij laat Zich slaan, omdat Hij weet dat Hij zo de straf krijgt die de mensen verdienen. De leerlingen willen controle, maar Jezus geeft de touwtjes uit handen. Jezus weet: Mijn Vader heeft de leiding, Hij bepaalt wie aan Mijn rechter- en linkerhand zijn. Dat zal eerst aan het kruis gebeuren: daar bepaalt de Vader dat twee moordenaars met Hem aan het kruis hangen.


Jezus, de Zoon des Mensen, is Zich bewust van Zijn belangrijke taak. Hij is gekomen om Zijn leven te geven als losprijs voor velen. Het geven van een losprijs betekende in die tijd het vrijkopen van een slaaf of krijgsgevangene. Ook offerden heidenen gaven, een losprijs, om bevrijd te worden van een vloek. In het Oude Testament komen we de losprijs ook veel tegen. In Jesaja 53 staat dat Hij Zijn leven offerde voor de schuld van anderen. Het gaat om de vraag of wij Jezus’ offer ook nodig hebben, of dat wij net als de leerlingen hier er het belang nog niet van inzien. Het offer van Jezus is kostbaar genoeg om al onze overtredingen en fouten te vergeven.


Hoe ga je verder als een ander jouw problemen heeft opgelost? Dan mag je net als Jezus dienen, de touwtjes uit handen geven. De andere leerlingen worden boos op Jakobus en Johannes, maar Jezus geeft hen uitleg. Heersers en groten/leiders hebben macht. Jezus bedoelt het niet heel negatief, er zijn nu eenmaal mensen die een positie hebben om besluiten te nemen, maar er zit wel iets in van onderdrukken. De grens tussen heersen en onderdrukken is soms dun. Jezus leert dat als je invloed wilt uitoefenen, je net als Hem de ander moet gaan dienen. Ieder is op zijn/haar eigen plek geroepen om een dienaar, diaken, te zijn.

De gevangenneming van Jezus


Walter Mooneyham, een Amerikaanse evangelical die zich inzette voor humanitaire hulpverlening, liep eens op een weg ergens in Oost-Afrika. Terwijl hij daar liep, rook hij een lekkere geur en keek om zich heen waar dat vandaan kwam. Hij keek naar de bomen en struiken. Tot iemand tegen hem zei: “Dat komt van de kleine bloemen, je stapt er op. Wij noemen het forgiveness-flowers (in het Nederlands heb je wel “verzoeningsbloemen” om iets goed te maken). Als je op de bloemen stapt, verspreiden ze deze lekkere geur. Dat is een mooi beeld van vergeving. Jezus heeft ook de mensen liefgehad die hem vertrapten. Hij heeft alles mogelijk gemaakt om mensen weer met God te verzoenen, terwijl de mensen Hem niet wilden. Bij de gevangenneming van Jezus zien we hoe Jezus Zijn vijanden liefhad.


De gevangenneming vindt plaats nadat Jezus in Getsemané in gebed is geweest met Zijn Vader. Judas weet dat Hij daar te vinden is. De Joodse leiders huren allerlei mannen in om Jezus gevangen te nemen. Het zijn waarschijnlijk tempelwachters, maar er zullen ook Romeinen bij geweest zijn. Er staat dat ze met zwaarden en knotsen/stokken komen. Zwaarden werden door Romeinen gedragen en knotsen/stokken door Joodse beveiligers. Een deel heeft Jezus nog nooit eerder gezien. Het plan was om Jezus zo geruisloos mogelijk gevangen te nemen. Het idee om Jezus met een kus te verraden, past daar helemaal bij. Als Judas komt, lijkt het zelfs even of hij zich weer aansluit bij de discipelen.


Judas stapt naar voren. Hij groet Jezus met een alledaagse groet, zoals wij ‘Hallo’ tegen elkaar zeggen. Judas begroet Jezus met het afstandelijkere ‘rabbi’ of ‘meester’ en erkent Hem niet als de Zoon van God. Dan volgt de kus van Judas. Dat is minder gewoon dan de groet. Rabbijnen wezen er in die tijd op dat de kus alleen voor een volksgenoot is, niet voor een niet-Jood.


Jezus vraagt als reactie waarom Judas hier is. Het is geen echte vraag, want Jezus weet waarvoor Judas komt. Hij zei al eerder tegen de leerlingen dat Zijn verrader eraan kwam, toen hij nog moest komen. Jezus heeft hier helemaal de regie.


Jezus ondergaat Zijn arrestatie zonder zich te verzetten. De mannen waren voorbereid op tegenstand, maar dat blijkt niet nodig. Even gebeurt er iets: Petrus pakt zijn zwaard en slaat het oor van de slaaf van de hogepriester eraf. In Mattheüs staat niet dat het Petrus is, alsof Mattheüs wil zeggen dat het representatief is voor de houding van de leerlingen. De leerlingen waren namelijk bereid voor Jezus te lijden en te sterven. Johannes en Jakobus hadden gezegd dat zij de beker van het lijden en van Gods toorn konden drinken, Mattheüs 20. Ook Petrus zei hiervoor dat hij zijn leven voor Jezus over had. Aan de strijdlust van de leerlingen lag het niet. Waar zij het wel moeilijk mee hebben is dat Jezus Zich zomaar overgeeft aan de vijand.


Jezus was Zich bewust van Zijn roeping op aarde. Het Koninkrijk kon pas baanbreken als Jezus zou lijden en sterven. De hulp van Petrus om te strijden is niet alleen ongepast, maar ook onnodig. Als Jezus zou willen, zouden er twaalf legioenen engelen komen. Een Romeins legioen bestond uit 5600 man, dus bijna 70.000 engelen konden Jezus helpen.


Dat Jezus geen gebruik wil maken van hulp van engelen of andere mensen past bij Zijn principe dat je als je geslagen wordt, je andere wang moet aanbieden om geslagen te worden. De manier waarop Jezus met vijandschap omging is een les voor ons. Het lijden en sterven van Hem was uniek en kan niet herhaald worden. Zijn liefde voor vijanden moet wel nagevolgd worden. Jezus legt nog een keer uit waarom met geweld antwoorden niet goed is. Het roept alleen maar meer geweld op.


Jezus’ onderwijs over geweld en verzet kan vragen oproepen. Maarten Luther legt het zo uit dat het erom gaat dat Petrus en dus de kerk het zwaard niet moeten gebruiken, maar dat dat is weggelegd voor de overheid. Naast wat Luther zegt, is er veel meer over te zeggen. Er is postuum een bundel verschenen van Bonhoeffer ‘Verzet en overgave’. Bonhoeffer had een bijdrage aan een aanslag tegen Hitler, maar toen hij ter dood veroordeeld werd, had hij rust en kon hij alles aan God overgeven. Zijn bundel ‘Verzet en overgave’ is niet eenvoudig. Goedkope en makkelijke antwoorden zijn er niet. Voor ons is de vraag of wij ons overgeven aan Jezus Christus. Zien wij in dat Jezus’ lijdensweg vanwege ons nodig was? Hij is uit liefde voor ons tot het uiterste gegaan.

De opstanding van Jezus


Rond het lijden en sterven van Jezus noemt de evangelist Mattheüs drie keer de namen van enkele vrouwen: Maria Magdalena, de andere Maria - dat is Maria de moeder van Joses - en de moeder van Jakobus en Johannes. Hij schrijft dat er veel vrouwen bij het kruis waren om Hem te dienen, 27:55. Bij de begrafenis staat er dat de vrouwen bij het graf zaten, 27:61. Het is duidelijk dat de vrouwen veel om Jezus gaven en Hem lief hadden. Ze volgden Hem niet alleen, maar hadden veel voor Hem over. Ze wilden Hem dienen, niet omdat het moest, maar spontaan, uit liefde. De discipelen wilden Jezus rond Zijn gevangenneming met geweld verdedigen, maar Jezus moest hun leren dat het gaat om liefhebben en dienen. De vrouwen lijken er meer van begrepen te hebben. Ze komen ook op de eerste dag van de week naar het graf om rouw te bedrijven en Jezus eer te bewijzen. In de Rooms Katholieke Kerk is er al eeuwenlang de gewoonte om van het sterven tot de begrafenis te waken bij een dode.


Het is goed om stil te staan bij de liefde tot Jezus. De vrouwen gaan uiteindelijk heel blij weer bij het graf weg. Dat kunnen we pas begrijpen als we zien hoe sterk ze naar Jezus’ aanwezigheid verlangden. Het is net als iemand die na lange tijd weer teruggevonden is. Bij een aardbeving worden soms mensen na dagenlang zoeken alsnog gevonden. De familie heeft de hoop soms al opgegeven. De blijdschap is des te groter als iemand na dagen onder het puin gered wordt.


De vrouwen willen Jezus eren. Ze lijken er niet aan te denken dat de steen nog voor de opening van het graf ligt. De praktische problemen houden hen niet tegen. Een stralende schitterende engel uit de hemel komt om de steen weg te rollen. Het rollen van de steen gaat gepaard met natuurgeweld. De grond begint te schudden. De engel gaat op de steen zitten. Zitten geeft aan dat er een prominente plaats wordt ingenomen, zoals van God gezegd wordt dat Hij in de hemel zit, en Jezus die bij de intocht in Jeruzalem op een ezel zit.


De steen wordt dus aan de kant gerold. Is dat nodig zodat Jezus naar buiten kan komen? Volgens de evangelist lijkt het erop dat het gebeurde voor de vrouwen, zodat zij naar binnen konden gaan. De opgestane Jezus kan niet gevangen worden gehouden in een stenen graf. Tegelijkertijd is het goed om vast te houden aan de lichamelijke opstanding van Jezus. Zijn lichaam leeft. Hij is geen geest, maar Hij heeft een verheerlijkt lichaam. Het wegrollen van de steen en de aardbeving wijst er vooral op dat God aan het werk is.


Het natuurgeweld zorgt voor schrik en angst bij de vrouwen en de bewakers. De bewakers beven ervan. Het woord voor beving van de aarde, seismos, is hetzelfde woord als voor het beven van de bewakers. Het roept ontzag op, zoals dat ook bij de kruisiging gebeurde. De aardbeving bij de kruisiging zorgde voor angst, ontzag en erkenning bij de hoofdman en bewakers. Vrees, fobos, in de zin van ‘ontzag’ is goed, maar vrees en angst die afschrikt is niet goed. Daarom zegt de engel dat de vrouwen niet bang hoeven te zijn.


De engel stelt de vrouwen gerust. De engel weet van de goede intentie waarmee ze gekomen zijn. Het is mooi dat er van de vrouwen gezegd wordt dat ze Jezus zoeken. Ook in onze tijd zijn er mensen die Jezus zoeken. Zij mogen Hem vinden en ontmoeten zoals de vrouwen.



De engel mag het vertellen: Jezus leeft. Jezus die gekruisigd was, of beter gezegd: Jezus de Gekruisigde leeft! Het kruis is niet iets dat achter de rug is en waar niet meer aan gedacht hoeft te worden. Nee, de Gekruisigde leeft. Daarom heeft Paulus het ook steeds over Jezus Christus de Gekruisigde. Dat betekent dat ieder mens met Christus mag sterven aan het kruis. Het oude, slechte leven moet aan het kruis, dat is: sterven. Dan mag je door de Geest opstaan in een nieuw leven. Zoals Mattheüs al in het begin van zijn evangelie schreef dat Jezus gekomen is om van zonden te bevrijden.


De engelen nodigen de vrouwen uit om in het graf te gaan kijken. Ze mogen er getuigen van zijn. Eigenlijk is het geen nieuws wat de engel zegt, want Jezus had het Zelf al drie keer eerder verteld. In zekere zin is het “gewoon” gebeurd zoals was aangekondigd. Toch is God zo genadig om steeds boodschappers te sturen om het goede nieuws te vertellen en uit te leggen. God zoekt ons op en onderwijst ons zodat wij het gaan inzien. Hij doet dat door de Geest die het ons persoonlijk in ons hart uitlegt.


De vrouwen hebben het goede nieuws van de engel, een boodschapper, gehoord. Nu mogen ze zelf ook boodschapper worden. Het is nog geen Pinksteren. Ze moeten het alleen aan de leerlingen vertellen. Het zou mooi zijn als wij ook specifiek mensen in ons hart hebben aan wie wij het goede nieuws willen vertellen.


Nog voordat de vrouwen bij de leerlingen aankomen, komt Jezus naar hen toe. Het is de enige keer in het Evangeliën dat er staat dat Jezus hen tegemoet kwam. Normaal kwamen de mensen naar Hem toe, zieken, geïnteresseerden en volgelingen. Dat is genade: als God naar ons komt. Uiteindelijk gebeurt dat bij iedereen die tot geloof komt. Het is niet omdat wij zoeken, maar omdat Hij naar ons toe komt. Dan mag je Hem vasthouden en Hem aanbidden.

Share by: